Op donderdagmiddag 2 augustus jl. overleed de stedenbouwkundige Yap Hong Seng, Ik kwam Hong Seng voor het eerst tegen gedurende de beginjaren van mijn wethouderschap in Den Haag. We hebben het dan over het begin jaren 80. Ik leerde hem kennen wegens zijn betrokkenheid bij de Vierde Nota voor de Ruimtelijke Ordening (VINO). Het was voor het eerst dat in het nationaal ruimtelijk beleid, onder leiding van de VVD minister Ed Nijpels, de stad weer op de kaart werd gezet. Na een decennia lange dominantie van het spreidingsmodel waardoor de steden van binnenuit werden uitgehold was er dan nu de rehabilitatie van de stad. Het was het onderwerp waarvoor ik, wonend in de Schilderswijk, al vanaf mijn jonge jaren actie voerde. Mijn wethouderschap voor de PvdA was hiervan een logisch vervolg, waarbij het actie voeren gewoon doorging maar dan nu in concrete bestuurlijke daden. De steun hiervoor vanuit de nieuwe VINO nota was meer dan welkom. En ik weet nog dat ik bij de presentatie van de VINO in de raadszaal van Almere mocht spreken (niet wetend dat ik er ooit nog eens wethouder zou gaan worden!). Yap Hong Seng was voor mij vrijwel direct een fascinerende persoonlijkheid. Hij had het vermogen om door het stellen van vragen zijn positie ten opzichte van de ander te bepalen. De ander werd uitgedaagd om zijn keuzen te onderbouwen en naar hem toe onder woorden te brengen. Het is deze manier van functioneren die mij vervolgens mijn hele werkzame leven, bij al onze ontmoetingen, dienstbaar is geweest in het scherpen van mijn opvattingen over de stad en het nationaal ruimtelijk beleid. Door onze gesprekken voelde ik een bondgenootschap in de strijd voor het herstel van de stad. De huidige generaties kunnen het zich, vrijwel zeker, niet meer voorstellen maar het was de tijd dat onze steden in verval waren. Aan het begin van de jaren tachtig waren de oude wijken in Den Haag letterlijk verpauperd en was de ontwikkeling van de Haagse binnenstad in het slop geraakt. Een ding wist ik zeker, er moest een eind komen aan de city-vorming die desastreus was voor de oude organisch gegroeide stad. De vraag was echter niet waar wij tegen waren, maar wat de weg naar het herstel was.
Yap Hong Seng is in de ware zin van het woord een steunpilaar geweest in mijn eigen professionele functioneren. Hij kon onder woorden brengen wat ik vaak vooral intuïtief zag. Dat was dan ook de reden waarom ik hem op cruciale momenten vroeg om met zijn inzichten bij te dragen aan de ontwikkeling van het beleid in Den Haag. Zo nam hij deel aan de werkgroep Brokx (oud-CDA staatsecretaris van Volkshuisvesting) die een visie moest ontwikkelen voor de Haagse Binnenstad. Hun rapport ‘Hart voor Den Haag’ werd de ‘ideologische’ basis van het herstel van de binnenstad. De visie die toen is geformuleerd is zelfs letterlijk tot uitvoering gekomen en overal zichtbaar in het Den Haag van vandaag.
Hong Seng was in 1986 ook lid van de Beoordelingscommissie Herweijer, die de stadhuisplannen aan het Spui voor Den Haag moest gaan beoordelen. Het voornemen tot verplaatsing van het stadhuis had veel tongen losgemaakt en had veel medestanders, maar vooral ook veel luidruchtige tegenstanders. Het beoordelingsrapport – nog altijd ten onrechte beschouwd als jury-rapport – bevatte een advies over wie het plan moest uitvoeren, een advies dat werd niet opgevolgd. Maar, veel belangrijker was het feit dat de Commissie Herweijer de gedachte om het stadhuis naar Het Spui te verplaatsen onderbouwde. Hong Seng was daarin de drijvende kracht. Wat intuïtief was begonnen moest nu, vond hij, professioneel worden onderbouwd en gelegitimeerd. Met deze actie verbond hij het idee van het stadhuis met het gedachtengoed van de Vierde nota en de Vinex. Hiermee kreeg het stadhuis aan het Spui zijn inhoudelijk fundament binnen het nationaal beleid voor de stad. In de woorden van Hong Seng: ‘niet de keuze voor een bepaald plan maar de realisering van het idee is doorslaggevend voor het herstel van de Haagse Binnenstad’. De waarde van juist deze ondersteuning was enorm in een stad waarover de toekomst van de binnenstad al decennialang een richtingen-strijd gaande was, binnen zowel het vakgebied van de stedenbouw (Dienst Stadsontwikkeling) als de Haagse gemeenteraad. De stroming die Hong Seng vertegenwoordigde heeft daarin gelukkig glorieus gezegevierd. Voor wie de echte impact wil doorgronden raad ik aan om een oude foto van de binnenstad van Den Haag te leggen naast die van vandaag. Lees dan vervolgens de twee hierboven aangehaalde documenten en zie wat ervan is gerealiseerd. Hong Seng refereerde in 2015, bij zijn afscheid als directeur van het Bureau PAU, terecht met trots aan zijn Haagse daden.

Hong Seng is, ook na mijn Haagse periode, altijd een terugkerend klankbord geweest. Als bestuurslid van het Nederlands Architectuur instituut steunde hij mij niet alleen als directeur, maar hij dwong mij ook iedere keer weer om inhoudelijk te onderbouwen waarom ik een bepaalde richting op wilde gaan. In mijn tijd als lid van de Tweede Kamer was ik voorzitter van de parlementaire commissie die de VINEX ging evalueren. Een van de deelstudies was in handen van het Bureau PAU te Groningen. Doel was inzicht te krijgen hoe de besluitvorming over de nooit afnemende groei van Schiphol was ingebed in het Nationaal Ruimtelijk Beleid. Zij die vandaag kanttekeningen plaatsen bij de ontwikkeling van Schiphol raad ik aan om het rapport van Yap Hong Seng er nog eens op na te slaan.
Het is bijzonder hoe sommige mensen op een niet dominante manier een nadrukkelijke invloed in je leven kunnen hebben. Hong Seng was er bij mij zo een die op alle momenten van mijn professionele leven aanwezig is geweest. Wij kwamen elkaar telkens weer tegen dan wel zochten wij elkaar op. Het was een relatie waarin het altijd ging over de toekomst van de stad, over het vak en hoe dit daaraan dienstbaar kon zijn. Nooit ging er tijd verloren, met Hong Seng was alles productieve energie. Helaas kreeg ons contact de laatste jaren ook een meer persoonlijk karakter. Beiden werden wij geconfronteerd met een ingrijpende lichamelijke ziekte. Wij deelde de ervaringen van het wegvallen van de oneindigheid van het leven. Maar evenzeer over onze afhankelijkheid van goede medische zorg die nu uit de handen van een andere geheel professie zou moeten komen. En eerlijk gezegd, werd juist ons contact een steun. Gewoon omdat het gesprek niet belast was met de angst voor het ziek zijn, maar met de vraag hoe hiermee om te gaan in het dagelijks leven. Een dagelijks leven waarin de toekomst van de stad in ons discours nog altijd onverminderd belangrijk bleef. Wij bleven elkaar inhoudelijk voeden en soms zelfs van ons eigen gelijk overtuigen.
De laatste keer dat ik dit deed, was toen ik Hong Seng begin juni uitnodigde om op 29 juni jl. een ‘werkbezoek’ af te leggen in de (anti-)stad Almere, waar ik van 2006 tot en met 2013 wethouder was. Ik had een groep bevriende vakgenoten uit de architectuur en de politiek uitgenodigd om met mij proefondervindelijk te gaan kijken naar wat er terecht gekomen was van het Almere Principe ‘Mensen maken de Stad’. Samen kijken naar het particulier opdrachtgeverschap in het Homeruskwartier, bij de Urban Greeners die op het Floriade-terrein werken aan een nieuw concept voor ‘Growing Green Cities’ en naar de nieuwe pioniers in Oosterwold waar in Almere-Oost en Zeewolde een voor Nederlandse begrippen uitzonderlijke vrijheid bestaat om letterlijk inhoud te geven aan het eigen wonen, werken en leven. Hong Seng, toen al zeer ziek, was er op mijn uitdrukkelijke uitnodiging bij. En hij wilde er ook zelf heel graag bij zijn. Het werd onze laatste ontmoeting. En opnieuw, ziek of niet ziek, ging het over (ik durf nu te zeggen) ons vak: het maken van de stad. In het verhaal van Henk Meijer (vml. directeur Structuurvisie Almere 2.0) miste hij de vroegere stedenbouwkundige prent die ooit door Teun Koolhaas, buiten de invloedssfeer van de Rijks Planologische Dienst, voor Almere was getekend: ’toen is het fout gegaan!’ zei de man die verantwoordelijk was voor ‘de compacte stad’ gedachte in de Vierde Nota Ruimtelijke ordening. Om vervolgens te genieten van hoe in Almere de mensen, inmiddels van hun ‘slaapstad’ een echte – compacte maar nog altijd groene – stad maken.
Het is een gek idee dat wij elkaar niet meer zullen bellen, elkaar niet meer kunnen spreken. Ik zal Hong Seng, ook omdat het zo persoonlijk werd, pijnlijk gaan missen. Bondgenoten en lotgenoten, als het dan toch zo moet zijn, was het voor ons ook een mooie combinatie!
Ik wens vooral zijn dierbaren heel veel sterkte toe met het verlies. Weet dat binnen het vakgebied van de stedenbouw heel veel vakgenoten Hong Seng zullen gaan missen. En weet ook dat het herstel van onze steden mede door de invloed van het gedachtengoed van Hong Seng zo’n positieve vlucht heeft kunnen nemen.
Adri Duivesteijn, Venetië, 7 augustus 2018