Categoriearchief: Blog

Grachtenhuis Omroep West

Bron: Grachtenhuis Omroep West

Particulier opdrachtgeverschap blijft een van mijn fascinaties. In de Spoorzone van Delft krijgen burgers de kans om hun eigen huis te bouwen. In dit project, dat onder de naam Nieuw Delft furore maakt, zijn er CPO-projecten en eengezinswoningen van particuliere opdrachtgevers alsook projectbouw van de bekende projectontwikkelaars in de maak. Het eerste project dat is opgeleverd is van Studio Huijgens en betreft een bijzonder CPO project van vijf opdrachtgevers, namelijk het Grachtenhuis Nieuw Delft. De andere zelfbouwers zijn volop actief en nu al zijn daarvan de eerste resultaten te zien. De projectbouw in de Coendersbuurt is – deels- gestart en de verwachting is dat de eerste grondgebonden woningen voor de zomer zullen worden opgeleverd.

Voor iedereen die geïnteresseerd is in het maken van de stad zijn er meerdere redenen om af te reizen naar de Coendersbuurt in Nieuw Delft. Maar misschien is de belangrijkste reden wel omdat het laat zien wat architectonische kwaliteit is of zou kunnen zijn. Hoe maken wij onze steden? Een vraag die hier volop aan de orde is. De Coendersbuurt is bij uitstek geschikt om hierover een discussie te gaan organiseren. Voor de vele architectuurstudenten op de TU-Delft levert de spoorzone een mooie casus op voor nadere studie. Voor de BNA zou het aanleiding kunnen zijn om de positie van de architect opnieuw te bezien. De stad zou zich de principiële vraag kunnen stellen hoe en door wie de stad gemaakt wordt. Voor welke kwaliteit tekent het stadsbestuur. Kortom een gesprek dat mogelijk is nu het eerste project is opgeleverd, de eerste bewoners zijn gearriveerd. De volgende projecten komen vanaf nu in de oplevering. Een unieke kans dus om dat gesprek over de gebiedsontwikkeling van de toekomst midden in deze praktijkcasus te bespreken.

Met de oplevering van het Grachtenhuis Nieuw Delft en de eerste bewoners is de kop eraf. Tijd voor een bezoek aan de Coendersbuurt.

Wilt u alvast een eerste indruk krijgen? Kijk dan naar een uitzending van Omroep West die op 29 januari jl. een trotse architect en bewoners aan het woord laten.

Enkele feiten over het Grachtenhuis Nieuw Delft:

Particuliere opdrachtgevers: vijf huishoudens (leeftijd van 53 tot 73 jaar)
Architect: Studio Huijgens, Den Haag
Aannemer: Capelse Streekbouw bv
Woonoppervlak: 100 tot 150 m2
Hoogte: 4 bouwlagen. 13 meter hoog, gevelbreedte 20 meter
Bouwbudget: ca. 1,6 miljoen. euro incl. btw
Locatie: voormalige spoorzone, Coendersbuurt.
Bereikbaarheid: 100 meter afstand Station Delft, tram en regionale buslijnen
Adres: Keizer Karelstraat 23 t/m 31, Delft

De Koepel In Haarlem: Misschien toch nog even de volgende regering afwachten…

De gemeenteraad van Haarlem zal vanavond (26-01-2017) een beslissing nemen over de vrije verkoop van “De Koepel”. Wij hebben het hier over een ‘openbaar’ gebouw van historische waarde voor de stad en het gevangeniswezen. De Koepel ( Panopticon ) is een voormalige gevangenis die alles heeft wat je je bij een feodale gevangenis voorstelt.  De gevangenen werden keurig in cellen opgesloten en een bewaker kon vanuit het midden in de grote open koepel het wel en wee in de gaten houden.

2014-12-23 – Op bezoek bij Covent Garden in London

De tijd dat De Koepel een gevangenis was is gelukkig voorbij . En zoals altijd rest dan de vraag wat doen wij met een gebouw dat zijn functie heeft verloren? Vroeger was dat een vrijwel uitgemaakte zaak. De moderne tijd drong zich op en dus ging de sloophamer erin. Terecht kwamen daartegen de bewoners in de directe omgeving in opstand. Zo herinner ik mijzelf nog het debat over de Hallen van Parijs en van de groente en vleesmarkt op het Convent Garden in het centrum van Londen. Het waren de jaren zeventig, begin tachtig. Beide gebouwen hadden een sterke publieksfunctie die bepalend was voor de identiteit van de buurt. U weet het resultaat. De Hallen, het hart van Parijs genoemd, zijn allang gesloopt. In Londen hebben de buurtbewoners hun strijd gewonnen en het huidige Covent Garden is nu het glanzende middelpunt van de wijk West End geworden. Het succes werd zo groot dat het herstel (gentrification) het einde betekende voor de huisvestingskansen voor de lagere inkomens. De commerciële krachten werden sturend voor de mogelijkheid om nog in de wijk te kunnen gaan wonen. Maar los hiervan is het behoud van grote betekenis voor de identiteit van dit deel van de buurt en de stad London als geheel. Het borgt het historisch karakter van de stad maar tegelijkertijd kregen nieuwe functies een kans.

De hallen in Oud West in Amsterdam

Op kleinere schaal zien wij een vergelijkbare ontwikkeling in Amsterdam. Dat zijn de Hallen, de voormalige tramremise, omgetoverd tot een plek waar culturele en maatschappelijke activiteiten centraal staan. De wijk (Kinkerstraat en omgeving) ondergaat nu een vergelijkbare vernieuwing als Covent Garden. Het is inmiddels wel bekend, de oude gebouwen die hun vroegere functies verloren hebben, herbergen tegenwoordig geweldige broedplaatsen. Deze plekken zijn een verrijking voor de stad. En dat is van een nog hogere betekenis wanneer deze plekken hun kracht kunnen ontlenen aan het feit dat de functies er in niet primair commercieel gedreven zijn. Het is een van de zwakke kanten van Covent Garden dat daar vooral de commerciële functies domineren en de maatschappelijke functie voor de bewoners van de stad heeft verdrongen. Maar gelukkig zijn er voldoende voorbeelden die laten zien dat het anders, en vooral beter kan.

De uitdaging om een bijzondere plek te creëren doet zich nu ook voor in Haarlem. Juist nu de gevangenis De Koepel een nieuw leven kan gaan beginnen is het van belang voor de stad om daar voorrang te geven aan een culturele en maatschappelijk functie. Een die ten goede komt aan alle bewoners van de stad en die ook voor mensen erbuiten reden zijn om de stad Haarlem te gaan bezoeken. De Koepel is zo’n identiteitsbepalend gebouw. Iedereen kent het vanuit de trein. Het is een beeldmerk van de stad. Wat zou het niet mooi zijn als dat ene gesloten gebouw, waarvan je je altijd afvroeg hoe het er binnenin zou zijn, nu een publiek gebouw zou kunnen gaan worden? Zou het niet geweldig zijn wanneer deze plek, waar wij als keurige en brave burgers, nooit binnen konden komen, nu ineens de deuren voor ons zou kunnen gaan open zetten?

Het burgerinitiatief Panopticon voor een levenlang leren

In de stad bestaan er gelukkig mooie initiatieven om daaraan betekenis te geven. Het meest bekende plan is Panopticon beoogt om er een ‘university college’ in te huisvesten. Het gebouw zou daarmee een symbool kunnen worden voor nieuwe generaties die nu eens, stuk voor stuk, een positieve recidive zouden kunnen gaan worden; terug naar de Koepel voor een gewenste permanente educatie. Plannen met idealen zijn, weet ik uit ervaring, zijn altijd kwetsbaar. Het is niet eenvoudig om de ‘businesscase’ rond te krijgen. Teveel krachten spelen daarin een rol en krijg al die actoren maar eens op een lijn. Dat kost tijd en vraagt commitment van het Rijk en het gemeentebestuur.

Hoe zit het nu met dat commitment? Dat leek aanvankelijk wel positief. Ook het gemeentebestuur ziet in dat het in het belang is van de stad Haarlem om De Koepel te behouden. De vraag is dan ook niet of er sprake moet zijn van behoud van de Koepel maar wel hoe te komen tot een herontwikkeling. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft hierover de meest uitgesproken opvattingen. Dat moet een tender worden met een open inschrijving. En het lijkt er op dat vanavond de gemeenteraad mee zal gaan met deze opvatting. Echter is het wel zo vanzelfsprekend dat het beleid van het Rijksvastgoedbedrijf (lees: de Minister) hier doorslaggevend is? Wij weten uit ervaring dat in het vrije spel van de markt vaak het hoogste bod, en dus ook de meest commerciële functie,  als winnaar uit de bus komt. Dat hoeft nog niet het meest kwalitatieve plan te zijn. Het gaat hier echter om een stedelijke ontwikkeling, op een plek waar een publiek gebouw staat dat ooit met publiek geld is gefinancierd. Dus juist waar het gaat om zo’n cruciaal gebouw en gebied, heeft het college gelijk wanneer zij zou vasthouden aan een eigen ontwikkeling. En als dat niet kan is tenminste een voorkeurrecht gewenst. En blijkbaar is juist daarin het College van B&W van Haarlem, anders dan het College van Amsterdam, niet geslaagd.  De PvdA Haarlem formuleert dat op haar website nog het meest krachtig:

 “Op de door ons ingebrachte wensen voor de verkoopprocedure gaf het Rijksvastgoedbedrijf helaas geen ruimte. Jammer en frustrerend, zeker nu blijkt dat die ruimte recent wel gegeven is aan Amsterdam bij de ontwikkeling van de Bijlmerbajes. Daar is in de laatste selectieronde uiteindelijk wel de kwaliteit doorslaggevend en niet alleen de hoogste prijs! De wethouder en de burgemeester hebben het Rijksvastgoedbedrijf helaas niet kunnen overtuigen dit Haarlem ook te gunnen.” 

Het is meer dan redelijk dat de ontwikkeling van zo’n historische plek gegund wordt aan de gemeente zelf. Deze kan in alle rust, en in overleg met haar eigen bevolking, gaan uitmaken wat hier de meeste gewenste ontwikkeling is. Dat kan, indien door Raad en bevolking gesteund, het plan Panoticon zijn. Als er wordt gekozen voor een ander besluit, en blijkbaar is dat een risico,

Nu ben ik geen raadslid in Haarlem maar voor mij zou de stellingname van de Rijksvastgoedbedrijf reden genoeg zijn om de herontwikkeling van het gebied aan  de gemeente te houden. Dan wel een definitief besluit over de procedure voor de herontwikkeling van De Koepel op dit moment uit te stellen. Er zijn immers over zo’n zes weken verkiezingen en waarom zou een nieuwe regering Haarlem niet gunnen wat het gemeentebestuur van Amsterdam blijkbaar nu al wel is gegund bij de herontwikkeling van de Bijlmerbajes? Bij dit soort beeldbepalende ontwikkelingen van de stad, moet niet het platte marktmechanisme, maar het algemeen belang de doorslaggevende stem geven.

Adri Duivesteijn – 26-01-2017

Prorail, het publiek domein en de terugkeer van politieke verantwoordelijkheid

Het gaat alweer terug naar de jaren negentig, dat er in de politiek steeds meer afstand werd genomen van een overheid, die zelf ook in de politieke betekenis in de meest directe zin verantwoordelijk was voor de uitvoering van haar publieke taken. Het werd bon ton om de overheid terug te brengen naar wat haar kerntaken werden genoemd. Achter deze hoofdstroom zat tenminste één begrijpelijke onvrede: met het soms wel heel erg bureaucratische karakter van veel overheidsdiensten. Klantvriendelijkheid stond daar bepaald niet op de eerste plaats. Wel was er vaak sprake van een oerdegelijke houding, waarmee publieke taken betrouwbaar werden uitgevoerd. Achter de behoefte aan verandering, zat echter niet alleen onvrede, maar eronder lagen ook ideologische overwegingen. Het is de periode van de opkomst van het neoliberalisme. De oplossingsvermogen van de overheid werd meer en meer in twijfel getrokken en de markt werd de panacee voor alle problemen. De uitvoering van publieke taken zou er efficiënter, goedkoper en doelmatiger van worden waneer de politiek, en in het kielzog daarvan de overheid, op afstand zouden worden gezet. En van die omslag zou vooral de burger profiteren. Het geloof in een kleine overheid, gecombineerd met een bewondering voor het mechanisme van de markt van vraag en aanbod, heeft gemaakt dat veel publieke taken werden geprivatiseerd, dan wel op afstand van de politiek werden geplaatst. Zo werden de private woningcorporaties verzelfstandigd, private zorgverzekeraars kregen de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de ziektekostenverzekering, veel door de overheid uitgevoerde taken, zoals de energievoorziening, werden afgestoten en veel publieke diensten, zoals de Nederlandse Spoorwegen en ProRail werden ondergebracht in organisaties die ver van de verantwoordelijke politieke bestuurders stonden.

Rapport van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI) – 2005

Nu, toch alweer zo’n vijfentwintig jaar verder, moeten wij constateren dat de verwachtingen over het terugbrengen van een directe invloed van de overheid op haar eigen publieke taken niet zijn uitgekomen. Vaak is er sprake van onvrede bij de burgers over de wijze waarop deze publieke taken worden uitgevoerd. Zij spreekt daar terecht haar politieke vertegenwoordigers op aan. Wij kunnen wat dat betreft, naast het vele goede werk dat ook wordt verricht, een reeks voorbeelden geven van mismanagement, van geldverspilling en van ongekend hoge beloningen die men zichzelf heeft toegekend. Het kernprobleem is misschien nog niet eens dat er sprake is van incidenten, deze zullen zich altijd wel in meer of minder mate voordoen, maar vooral dat de mogelijkheden voor publieke correctie zijn uitgehold. Door het op afstand plaatsen van veel activiteiten die een publiek belang dienen, heeft de politiek haar taak gemarginaliseerd tot het stellen van budgettaire en juridische kaders en randvoorwaarden, waarbinnen de publieke taken moeten worden uitgevoerd. De overheid zelf is daarbij in de rol van de toezichthouder gekomen. En zelfs deze verantwoordelijkheid is vaak ondergebracht in een reeks van onafhankelijke en op afstand van de politiek functionerende instituten.

Het zozeer op afstand plaatsen van de sturing van het publieke belang en de daarmee samenhangende taken heeft er toe bijgedragen dat de politiek haar rol fundamenteel heeft zien veranderen. Waar zij nog steeds, en terecht, door de burger wordt aangesproken op het functioneren en de resultaten van deze organisatie die een publiek belang dienen, zien wij dat zij niet of nauwelijks nog in staat is, om in de directe zin van het woord te interveniëren. De verantwoordelijk bestuurder, al of niet opgejaagd door de volksvertegenwoordiging, kan haar eigenlijke taak, het dragen van een politieke verantwoording niet of nauwelijks nog waarmaken. Vaak rest de politiek bestuurder niet veel meer dan een sturing langs de lijn van ‘management by speech’. Een omvangrijker interventie is vaak lange termijn werk en kan op tal van manieren worden tegengegaan door de uitvoerders van deze publieke taken. Een schrijnend voorbeeld laten de woningcorporaties zien. Sinds de invoering van de verhuurderhefing, zien wij dat zij niet of nauwelijks nog investeren in de nieuwbouw van woningen. Hoewel niet expliciet uitgesproken, lijkt er sprake van een stille staking omdat men onvrede heeft over het gevoerde politieke beleid. De woningnood loopt echter op en de minister kan slechts verontwaardigd in de microfoon blijk geven van zijn onvrede. In de zorg zien wij dat het onder brengen van de basisverzekering bij private verzekeraars een woud van schijnpolissen heeft opgeroepen en ieder jaar vindt er weer een slag plaats om de grip op de markt. Van een aantoonbare verbetering van de kwaliteit van de directe zorg is geen aantoonbaar bewijs. De fantasie dat de uitvoering van publieke taken er bij gediend is dat de politiek en vooral ook de verantwoordelijke bestuurder op afstand wordt geplaatst, heeft zich zo langzamerhand tegen de politiek zelf gekeerd. Sterker: deze uitholling van de politiek heeft zelfs ernstige consequenties voor onze democratie. Waar de burger de verantwoordelijk bestuurder nog wel ter verantwoording roept heeft deze niet of nauwelijks nog de middelen heeft om het door het parlement voorgestane beleid voorspoedig te implementeren. Het heeft de bestuurder tot een lame duck binnen de eigen portefeuille. Iemand die vooral vragende partij is in plaats van de daadwerkelijke bestuurder.

Het is dan ook terecht, dat er weer een herbezinning op gang komt ten aanzien van de aansturing van die organisaties die een publieke taak verrichten. Dat geldt al helemaal wanneer er in het geheel geen sprake is van een open markt waarin verschillende partijen de publieke taak zouden kunnen uitvoeren en waar concurrentie wellicht behulpzaam zou kunnen zijn voor het verkrijgen van een betere prijs en snellere uitvoering. ProRail is zo’n dienst die belast is met een publieke taak die als dienst niet in de markt kan worden weggezet. Hoogstens is de uitvoering van een klus binnen het taakgebied van aan te besteden, maar de dienst zelf is uniek en heeft per definitie een monopoly op haar taakstelling. Om deze bij uitstek publieke diensten efficiënter, goedkoper en doelmatiger te doen functioneren zullen dus andere ritmes noodzakelijk zijn dan de oplossing van marktwerking. Dat vraagt om de eerste plaats de erkenning dat publieke taken een ander ritme, een andere snelheid kennen dan die van de markt. Daarbij gaat het eerder om de herwaardering van betrouwbaarheid, degelijkheid en dienstbaarheid. Om in de politiek aansturing van deze publieke taken meer kracht te krijgen is het nodig dat de politiek haar verantwoordelijkheid herpakt en op essentiële momenten bestuurlijk kan sturen dan wel interveniëren. Daarbij gaat het om het stellen van prioriteiten, waar gebeurt wat en wanneer, en om zeggenschap over een adequaat management. Maar belangrijker nog is dat de overheid meer is dan slechts politieagent. De overheid is en moet zich ook inhoudelijk verantwoordelijk voelen voor een gedegen uitvoering van onze publieke taken. Het feit dat de regering, onder aanvoering van de staatssecretaris van infrastructuur en milieu, Sharon Dijksma, ervoor kiest om de huidige rechtsvorm van ProRail van een BV te veranderen in een publiekrechtelijke organisatie is dan ook een belangrijke stap in de goede richting. Het maakt dat de politiek, en in het bijzonder de verantwoordelijk bestuurder, haar taak beter kan invullen. Het zal zeker bijdragen aan een verbeterde relatie van de burger, de politiek en de overheid. En waar die relatie niet goed is kan diezelfde burger terecht bij haar eigen gekozen volksvertegenwoordiger. Die kan, wanneer de organisatie faalt in de uitvoering van haar publieke taak, de verantwoordelijk bewindspersoon daar ten volle op aanspreken.  Ik zie de stap van staatssecretaris Sharon Dijksma dan ook als een begin van een rehabilitatie van ons politieke bestel, waarin de politiek en een goed toegeruste overheid, in kwesties die ons allemaal aangaan, en dat is het publiek domein, haar verantwoordelijk voor ons allen weer ten volle kan waarmaken.

Adri Duivesteijn – 2016-12-20

Uit de beleidsnota van de staatssecretaris: De Tweede Kamer vraagt mij om verantwoording af te leggen over ProRail aangezien het gaat om publieke taken en middelen. De huidige rechtsvorm, een BV, sluit hier niet optimaal bij aan. Mede om de verantwoording richting de Tweede Kamer en de sturing te verbeteren heeft het kabinet op 29 april jl.1 zijn voornemen geuit om van ProRail een publiekrechtelijke organisatie te maken. Dit past bij het kabinetsbeleid om de uitvoering van publieke taken, bekostigd door de overheid, ook publiekrechtelijk vorm te geven2 . In het geval van ProRail gaat het om taken die de markt niet in concurrentie kan uitvoeren en om jaarlijkse uitgaven van ca. € 2 miljard die grotendeels door het Rijk worden gefinancierd.”

 

Diederik Samsom ontdekt op de valreep de coöperatie

In de reeks persoonlijke initiatieven die de PvdA leider Diederik Samsom op de valreep van deze kabinetsperiode publiceert verscheen gisteren (24 augustus 2016) de Initiatiefnota Initiatiefnota “De herovering van de publieke samenleving. Naar coöperatief bestuur ““De herovering van de publieke samenleving. Naar coöperatief overheidsbestuur”. Hij schreef deze nota samen met zijn CU-collega Gert Jan Segers. De nota laat zien dat de samenleving vol zit met burgerinitiatieven die in onze samenlevingsstructuur in de overheid en het publieke middenveld niet of onvoldoende de kans krijgen om echt tot bloei te komen. Om dat te veranderen pleiten zij gezamenlijk voor “een overheid dus die dit soort initiatieven niet van bovenaf beknot, zoals nu te vaak gebeurt, maar juist aansluit bij ontwikkelingen van onderop; ruimte geeft, ondersteunt, stimuleert. Een overheid als partner. Dat is wat we willen.

Zelf kan ik de lijn van de initiatiefnota alleen maar toejuichen. Als fervent aanhanger van het coöperatieve model schreef ik al in 1996, samen met Rick van der Ploeg, de nota “De Koopwoning bereikbaar”. Het was een pleidooi voor een verregaande vorm van zelfbeschikking van huurders door middel van zelfbeheer via een wooncoöperatie. Binnen de sociale huursector werd zeer terughoudend gereageerd op deze vorm van zelforganisatie. Zoals we wel vaker zien zijn de professionals in de verzorgingsstaat te zeer gaan hechten aan hun eigen rol en taak. De gedachte dat burgers, in dit geval huurders, zelf het heft in eigen hand nemen is voor hen helemaal niet vanzelfsprekend. Veel verder dan de wet Bevordering Eigen Woningbezit voor lagere inkomens zat er, in die tijd, politiek niet in. Maar het was wel een eerste stap in de vorming van een eigendomsneutrale volkshuisvesting, waarbij lagere inkomens een min of meer gelijkwaardige keus kregen tussen het kopen of huren van een woning.

In Almere kon ik als wethouder laten zien dat burgers echt graag zelf inhoud willen geven aan hun eigen wonen. Via het particulier opdrachtgeverschap zien wij dat daar meer dan 2500 huishoudens in de afgelopen zeven jaar hun eigen woningen hebben gebouwd. Zo’n 600 huishoudens zijn deel van de doelgroep van de sociale huursector. Deze lage inkomens hebben, zonder subsidie, voor zichzelf in Almere een betaalbare nieuwbouwwoning gebouwd.  Deze voorbeelden van burgerinitiatieven laten zien dat er in onze streng georganiseerde verzorgingsstaat, waarin goed georganiseerde professionele instituties het monopoly hebben op de ‘verzorging’ van lagere inkomens, ruimte is voor een stelsel waarin burgers zelf de ruimte krijgen voor vormen van zelfbeheer in de eigen woon- en leefomgeving. In een essay Essay “De Wooncoöperatie, op weg naar een zichzelf regulerende samenleving”, beschreef ik mijn ervaringen en deed bij de aanvang van dit nieuwe kabinet opnieuw een pleidooi voor zelforganisatie in het wonen.

Er was uiteindelijk een keiharde confrontatie in de Senaat voor nodig om bij het Woonakkoord, dat het kabinet had gesloten met D66, CU en de SGP, af te dwingen dat in de nieuwe Woningwet van 2015, naast de positie van de woningcorporatie, er ook ruimte zou komen voor de wooncoöperatie. Het leverde mij een groot conflict op met het zittende kabinet en helaas ook met mijn eigen – woedende – partijleider. Dat was niet fijn. Congres De Wooncooperatie 2Maar ik had het ervoor over omdat, met de komst van de wooncoöperatie, de schade van dit dubieuze woonakkoord voor de huurder nog enigszins zou kunnen worden verzacht, wanneer deze op termijn de mogelijkheid zou gaan krijgen om zichzelf te verzelfstandigen in een heuse eigen coöperatieve woonsector waarin lagere inkomens zelf inhoud geven aan hun eigen wonen. En, overwoog ik, ook voor de zittende huurders zou de komst van de woningcoöperatie heilzaam kunnen werken. Immers het doorbreken van het monopolie van de sociale huursector op de huisvesting van lagere inkomens zal zeker een positieve invloed kunnen gaan uitoefenen op de onderhandelingsposities van huurdersverenigingen. ( De wereld achter 38/37 of 37/38; een verantwoording )

Nu met de initiatiefnota “De herovering van de publieke samenleving. Naar coöperatief overheidsbestuur” wordt in de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor een verdere versterking van het coöperatieve gedachtegoed. Dat kan zeker ook leiden tot een versterking van de opkomst van de Wooncoöperatie. Ik kan daarom het initiatief van de beide politici alleen maar toejuichen. Maar, zeg ik maar in de meest vriendelijke bewoordingen, van mij had mijn partijleider deze gedachten al ten tijde van het Woonakkoord ten volle mogen steunen.  En ik had het ook niet erg gevonden als dat zijn vorm had gekregen in een heuse paarse synthese tussen sociaaldemocratisch en liberaal gedachtegoed. Het zou dit kabinet, maar vooral de samenwerking tussen VVD en PvdA een stukje geloofwaardiger hebben gemaakt.

Adri Duivesteijn

Den Haag, 30 augustus 2016

Een eerdere versie verscheen op 25 augustus in de digitale krant Cobouw

Experiment “Verkoopregels voor Wooncoöperaties” maakt korting tot vijftig procent (!) mogelijk

Vandaag, 5 juli 2016, is er opnieuw een belangrijke stap gezet naar de totstandkoming van ‘een sociaal woonstelsel van en voor burgers’. De minister voor Wonen heeft per  kamerbrief aan de Tweede Kamer laten weten dat hij vanaf september a.s. gaat starten met het experiment verkoopregels voor Wooncoöperaties. In dit experiment gaat hij de verkoop van sociale huurwoningen van woningcorporaties gelijk stellen aan de huidige verkoopregels voor natuurlijke personen (individuele huishoudens). Dat betekent dat de woningcorporatie onder voorwaarden een korting mag geven tot vijftig (!) procent van de taxatiewaarde bij lege verkoop.

Overhandiging Duivesteijn - Blok

Aanbieding De Wooncoöperatie, op weg naar een zichzelf organiserende samenleving. Januari 2013

Met de komst van het fenomeen’ Wooncoöperatie’ in de nieuwe Woningwet 2015, de bijbehorende Algemene Maatregel van Bestuur en nu het experiment ‘verkoopregels voor Wooncoöperaties’ heeft de minister van Wonen een van de belangrijkste belemmeringen opgeruimd die de verzelfstandiging van huurders binnen ons huidige sociaal woonstelsel in de vorm van een eigen wooncoöperatie nu nog in de weg staan. In veel situaties is er nu voor lagere inkomens een rendabele exploitatie van de woningen mogelijk en is voor hen de weg naar zelfbeheer in het wonen geopend. Voor meer informatie over het oprichten van een Wooncoöperatie kunt u terecht op deze website maar ook bij het Platform 51 en Cooplink

Referendum, instrument zonder checks and balances

adri_duivesteijnVandaag is het dan zover dat de Britten in een referendum hebben aangegeven uit de Europese Unie te willen stappen. Dat is inhoudelijk gesproken een standpunt dat mij niet aanspreekt. Maar dat is mijn persoonlijk mening en overtuiging. Ik ben het dus niet eens met de beslissing van de Britten, maar dat de gevolgen ervan zo dramatisch zullen zijn, zoals vele voorstanders van Europa ons willen doen geloven, geloof ik ook niet. Goed, er zal zeker vertraging komen maar er komt vast en zeker wel een nieuw evenwicht waarin Europa met Engeland komt tot een stelsel van afspraken die niet heel veel zullen afwijken van wat nu in Europa gewoon is geworden. In die zin zijn de wederzijdse belangen te groot.

Ik heb een ander probleem en dat is de wijze waarop wij omgaan met referenda. Onze hele rechtsstaat is opgebouwd uit een systeem van checks and balances. Wanneer wij naar de rechtspraak kijken zien wij dat het nooit zo is dat een enkelvoudige uitspraak van een rechter ongeclausuleerd zal en kan worden uitgevoerd. De veroordeelde kan altijd in hoger beroep gaan en zelfs daarna is er nog de mogelijkheid voor het aanvragen van cassatie. Ook in het uitvoerend bestuur is er een stelsel van checks and balances. Zo kan je als individuele burger, bijvoorbeeld, na een beslissing van een College van Burgemeester en Wethouders, nog altijd terecht bij de bestuursrechter. Ook in de politieke arena is er de mogelijkheid van een extra controle. Zo, heeft de Raad van State het recht op het geven van een advies op wetgeving die in de maak is, en is een wet pas echt goedgekeurd wanneer ook na de Tweede Kamer ook de Eerste Kamer haar goedkeuring heeft gegeven. En als burger vind ik ook dat wij daarmee in onze rechtstaat en binnen onze parlementaire democratie een goed systeem hebben opgebouwd om met een redelijke mate van zekerheid te kunnen zeggen dat beslissingen die genomen worden verantwoord zijn dan wel zijn te verantwoorden.

Bij referenda, ingevoerd om de burger meer direct te betrekken bij onze democratie, is dat anders. Daar zien wij dat een uitkomst, theoretisch gesproken, ook direct betekenis zou moeten krijgen in het dagelijks handelen van de democratische vertegenwoordigers. De uitkomst van het Britse referendum is daar opnieuw een voorbeeld van. Hier zien wij dat blijkbaar van iedere politicus verwacht wordt dat hij of zij per ommegaande uitvoering geeft aan de wil van het volk. Zelfs als de verschillen van de uitkomst procentueel minimaal (48-52%) zijn zoals in Engeland het geval is. Veel politici doen dat ook en soms geeft men al van te voren aan, ongeacht de uitkomst, de beslissing te respecteren. Mijn partij deed dat met het referendum over het associatieverdrag met de Oekraïne. Ik begreep daar niets van. Ik vind dat daarmee voorbij gegaan wordt aan de eigen verantwoordelijkheid die iedere individuele politicus heeft om – zonder ruggespraak – een zelfstandige afweging te maken. Een politicus moet ten alle tijden zijn eigen afweging kunnen maken en daarbij zichzelf niet verloochenen. Daarin mag hij of zij van mening verschillen met de uitkomst van een referendum. De kiezer staat het vrij om zo iemand de maat te nemen bij de verkiezingen.

Maar mijn grootste probleem bij een referendum zit in het volstrekt ontbreken van vergelijkbare checks and balances, zoals de plicht tot heroverweging, die juist in een democratische rechtsstaat regulier zijn. Hoe kan het dat wij een heel stelsel opbouwen van checks and balances om vervolgens van onze politici te verwachten dat zij als lemmingen achter de uitkomst aan moeten lopen? Anders gezegd, er is tenminste reden om na te denken over hoe het een referendum evenwichtiger en minder eendimensionaal kan worden ingericht. Waar iedere instelling en instituut binnen onze rechtsstaat gedwongen wordt tot zorgvuldigheid mag je verwachten dat de uiteindelijke uitkomst van een referendum ook een goed doordachte beslissing is. Nu zien wij dat bij een enkelvoudige en een dimensionale beslissing als voorgelegd in een referendum, naast de zelfstandige inhoudelijke afweging, de opgebouwde irritaties en frustraties over de politiek of politici, die blijkbaar het vermogen zijn kwijtgeraakt om een deel van hun eigen achterban nog echt te vertegenwoordigen, dominant invloed hebben op een uiteindelijke uitkomst. Ook in ons land zien wij dat de kloof tussen de gevestigde partijen, de ‘elite’, en de dagelijkse zorgen van veel mensen steeds meer het reguliere inhoudelijk gesprek (of debat) in de weg staan. En ja, dan komt er een moment dat de rekening wordt gepresenteerd.

Het is evident dat ‘Brussel’ en de politici die geloven in Europa het groeiend negatieve sentiment erover bij de kiezer al heel lang onderschatten en misschien zelfs te zeer negeren. Brussel lijkt daardoor op een ‘machine’ die autonoom is geworden. Dat moet veranderen. Opnieuw een les die wij mogen trekken uit dit referendum. Daarin zit een opdracht die breed moet worden opgepakt. Maar het mag ook niet zo zijn dat iedere individuele politicus nu zijn eigen verantwoordelijkheid overboord gooit omdat er een enkelvoudige uitspraak ligt van de kiezer in de vorm van een gehouden referendum. Een individuele politicus is gehouden een zelfstandige beoordeling te maken en deze niet te verloochenen. Hij of zij is geen stemmachine van uitkomsten van een systeem van referenda dat in zichzelf geen evenwichtige checks and balances kent. Zolang die fout niet is hersteld behoud de gekozen politicus zijn eigen zelfstandige rol. Deze kan vervolgens door de kiezer worden beoordeeld (en zo nodig afgerekend) bij een reguliere verkiezing. Geloofwaardigheid in de politiek is ook gediend bij een voelbare verbinding tussen ‘praten en doen’, tussen ‘belijden en handelen’. Door af te treden is de Britse Eerste Minister bij zichzelf gebleven. Hij heeft daarmee vandaag de politiek tenminste de dienst bewezen door als politicus geloofwaardig te blijven.

Henk Hofland, de schrijver die als eerste de kwaliteit van Almere beschreef

Een mooie en bijzondere man is van ons heen gegaan. Henk Hofland mocht ik een aantal malen in mijn leven ontmoeten. Het was altijd weer een bijzondere en inspirerende ervaring.

Uniek was Henk Hofland in zijn tegendraadsheid. Hij was een van de eerste gerespecteerde schrijvers die Almere op zijn waarde wist te schatten. Al tijdens de opening in juni van 1994 van een tentoonstelling voor plannen voor Almere-Poort, kwam hij met een loflied op de nieuwe stad in de polder. Hij zou dat nog vaker herhalen en werd daarop vervolgens met enig dédain bekritiseerd.

Hoe dit discours was laat onderstaande tekst uit een recensie zien in Trouw van 25-05-199 over de publicatie ‘Magisch Flevoland’. zien.

“Volgt Hofland. Die in het boek als een echte Flevoliefhebber getypeerd wordt. En dan nog wel een die de polder in Nederlands perspectief zet. Toe maar. Hofland is een van de allerbeste journalisten van ons land. Maar in de Flevopolder raakt hij de weg kwijt. Neem nou het volgende: Eerst schrijft hij in volleerd reclameproza: ,,Urbaan Almere, een ongeschonden natuur, schone energie, dat alles hoort tot het nieuwste Nederlandse landschap. Het is niet rustiek, het heeft zich vèr verwijderd van de vaderlandse knusse geborgenheid’… Even later krijgen figuren die ook maar met één kritische vinger naar de stad durven te wijzen ervan langs: ,,Almere Haven lokt zijn nieuwe bewoners met nieuwe kleinschaligheid: de knusheid van grachten en de vernuftig geconstrueerde intimiteit van tuinen en smalle achterstraatjes. Dit geheel wekt in vakkringen kritiek en hoon: ‘nieuwe kneuterigheid’ en ’truttisme’.’ Om te vervolgen met de dooddoener dat hier dan niet stedenbouwkundig een sprong voorwaarts is gezet, maar dat de opzet, gezien het inwonertal, wel geslaagd is. Prachtig Ikeaproza, dat zeker, maar het effect is averechts. Als je nog geen vooroordeel tegen dat prachtige polderland had, zou je dat na het inzien van ‘Magisch Flevoland’ terstond krijgen.”

Nu in 2016 kunnen wij met een gerust hart constateren dat Henk Hofland het gelijk aan zijn zijde had. Almere mag hem daarvoor dankbaar zijn.

Adri Duivesteijn, oud-wethouder Duurzame Ruimtelijke Ontwikkeling (2006-2013)

http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/2734292/1999/05/29/Magisch-Flevoland-blijkt-vooral-schraal-polderland.dhtml

Herfstvacantie 2003 048

Henk Hofland in de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam – Foto: Adri Duivesteijn – 2004-10-13

Herfstvacantie 2003 023

Henk Hofland in de Westelijke Tuinsteden in Amsterdam – Foto: Adri Duivesteijn – 2004-10-13