Auteursarchief: Adri Duivesteijn

Een debat over de kernwaarden van de PvdA

In samenwerking met de afdeling Den Haag organiseert het Landelijk Partijbestuur op 3 december een debat over de kernwaarden en politieke richting van de PvdA. Aan de basis van het debat liggen het rapport ‘De bakens verzetten’ van de Commissie Melkert en het essay ‘De PvdA staat met transactie-denken haar eigen waarden in de weg‘ dat ik deze zomer schreef, en dat er in de kern op neerkomt dat het regeerakkoord en de verschillende deelakkoorden het op belangrijke onderdelen steeds moeilijker maken om de eigen waarden geloofwaardig overeind te houden. In het essay betoogde ik ook dat een herstel van vertrouwen begint met een gesprek, waarin wij de oorzaken doorgronden en bezien wat een gemeenschappelijke inzet zou kunnen zijn om het vertrouwen te herstellen; het is positief dat dit gesprek nu lijkt te worden aangevangen.

“Hoe moet de PvdA haar sociaal-democratische waarden sterker laten gelden in de dagelijkse politieke praktijk?” is de vraag die op 3 december centraal staat. “In aanwezigheid van Adri Duivesteijn, leden van de Tweede Kamerfractie en onze eigen gemeenteraadsleden debatteren we met de Commissie Melkert over hoe de sociaal-democratie van de toekomst vorm gegeven dient te worden en wat dat betekent voor onze politieke koers.” Voor meer informatie en aanmelden, zie de website van de PvdA.

Wijst de Schilderswijk de weg naar een multiculturele samenleving?

Schilderswijk n5 j5 p6Voor de SchildersWIJKkrant schrijf ik regelmatig columns. Mijn vorige column – titel: ‘De tegenkracht moet, opnieuw, vanuit de Schilderswijk zelf komen’ – ging over het feit dat de spanningen in de wereld hun weerslag hebben op de Schilderswijk.

Mijn recente column gaat ook over de Schilderswijk, en is gebaseerd op een wandeling die ik in januari van dit jaar maakte met Zoulikha Massaoudi (19 jaar) en Kaoutar Hadchoune (20 jaar), twee Schilderswijkers met Marokkaanse wortels. De wandeling werd georganiseerd door uitgeverij Trancity, om te achterhalen welke invloed de publieke ruimte heeft op de vitaliteit van de wijk en de ontwikkeling van haar bewoners. Overigens ben ik niet de enige die de wandeling maakte; ook journalist Tijs van den Boomen werd rondgeleid, en schreef er in NRC een verhaal over.

Het zou persoonlijk worden, zo beloofde de uitnodiging: “Wij nemen u mee door ónze Schilderswijk”. En inderdaad, het werd niet zomaar een wandeling. Ik maakte er wel drie tegelijkertijd. Zo is iedere wandeling door de nieuwe Schilderswijk voor mij onvermijdelijk ook een tocht door mijn oude wijk. Nog altijd kan ik de wijk ruiken, en hoor ik de geluiden van de machines in de werkplaatsen op de binnenterreinen; nog zie ik snackbar Tieleman aan de Vaillantlaan, de snoepwinkel in de Van Mierisstraat en het badhuis in de Jan van Goyenstraat. Maar het is niet alleen de gezellige, karaktervolle Schilderswijk die ik zie. Nee, ik zie ook die andere kant, die gaat over de leefbaarheid – of, beter gezegd: het gebrek daaraan. De woonomstandigheden waren vroeger soms erbarmelijk. Je kunt het je nu nauwelijks meer voorstellen, maar we leefden tussen – en heel vaak in – krotten en sloppen.

Maar voor Zoulikha en Kaoutar ging het daar in hun wandeling al lang niet meer over. Voor hen ging het over het met elkaar samenleven in de Schilderswijk. “Wij zijn trots op onze wijk, wij zijn geboren en getogen Schilderswijkers en laten graag zien hoe bijzonder die is”, straalden ze uit. Ze lieten ons zien dat die tegenwoordige Schilderswijk – die door 33.000 mensen wordt bewoond, waarvan 93% een andere culturele achtergrond heeft dan de Nederlandse – samen zo’n 150 culturen vertegenwoordigen; ze lieten zien dat de Schilderswijk een afspiegeling is geworden van een veranderde tijd. Een tijd waarin grenzen niet meer allesoverheersend zijn, maar waarin mondiale migratiestromen zorgen voor verandering.

Voor mij werd het juist daarom zo’n bijzondere wandeling omdat het heel goed liet zien dat de oude Schilderswijk niet meer hetzelfde is, zoals ook het oude Den Haag en het vroegere Nederland dat niet is. In de afgelopen vijftig jaar is de wereld wezenlijk veranderd. De vroegere wereld bestaat nog wel in het geheugen van mensen maar ook die mensen zijn verder gegaan. Niemand is stil blijven staan.

De Schilderswijk is – gelukkig – ook geen stadvernieuwingswijk meer. Natuurlijk, in fysieke termen is er altijd wat te doen, maar dat is geenszins meer het hoofdprobleem. Nu ligt er een andere, misschien wel grotere opgave. Een opgave die sinds de zomer van 2014 – met de oplopende internationale spanningen – een extra dimensie heeft gekregen. Die opgave gaat ons allen aan en betreft de vraag hoe wij met elkaar in de nieuwe Schilderswijk willen samenleven. Doen wij dat naast elkaar of met elkaar. Sluiten wij ons op in de eigen groep of delen wij met elkaar onze eigen cultuur en bouwen wij aan gezamenlijke waarden en normen. En die vraag raakt niet alleen de Schilderswijkers. Want onze samenleving, en al helemaal onze steden, krijgen volgens het Planbureau voor de Leefomgeving te maken met een verdere toename van de diversiteit van haar inwoners. De vraag van hoe met elkaar in een veelvoud van culturen samenleven gaat ons dus allemaal aan. De vraag is dus vooral hoe doe je dat dan?

Als de Schilderswijk erin zou slagen te komen tot een werkelijke integratie van autochtonen en allochtonen, atheïsten, christenen, islamieten en joden, dan wordt zij een lichtend voorbeeld voor ons hele land. Bevreesd zijn voor het onbekende dat bij veel Nederlanders nu nog domineert kan dan op grote schaal plaatsmaken voor een open en culturele uitwisseling. Zoulikha en Kaoutar lieten mij tijdens de wandeling in hun Schilderswijk zien dat wij van elkaar kunnen gaan leren, misschien wel juist van elkaars verschillen. Het is niet moeilijk de spanningen die er nu ook zijn te stapelen en verder aan te zetten. Moeilijker is het om het samenwonen ook samenleven te laten zijn.

Ik ben ervan overtuigd dat alleen maar daarin de basis zal liggen van onze moderne samenleving. Wat zou het niet mooi zijn als juist de Schilderswijk het model zal gaan aanleveren voor een werkelijke multiculturele samenleving in ons gezamenlijk Nederland. Dat kan wanneer hieraan door een – gelukkig al aanwezige – beweging van onderop, van bewoners en haar organisaties, van kerken, moskeeën, scholen en sportverenigingen, gezamenlijk inhoud wordt gegeven aan een Nieuwe Schilderswijk.

Een eerste reactie op het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties

B1NLuaMIIAEkAZ5Veel vertegenwoordigers van woningcorporaties en huurdersorganisaties zullen hebben uitgekeken naar de presentatie van het eindrapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties. Dit rapport is immers medebepalend voor de toekomst van deze sector. Hoe groot is de aanklacht, wie zullen er verantwoordelijk worden gehouden, wat zal de toekomst zijn? Is dat een kleine sociale huursector, die is teruggebracht tot sec de doelgroep? Komt er een democratisering van de sociale huursector, waardoor de huurders écht in beeld komen of zal de marktwerking nog verder worden doorgevoerd? Het zijn vragen die de sociale huursector nu al lange tijd bezig houden, en op 30 oktober was het dan zover.

Voor sommigen is het niet alleen een actueel maatschappelijk vraagstuk, maar betreft het de eigen existentie. Dit zijn personen die, in de afgelopen twintig jaar, veel invloed hebben gehad op de structuur van de sociale huursector, en ze zijn er (mede)verantwoordelijk voor dat deze sector het draagvlak binnen de Nederlandse politiek is kwijtgeraakt. Zelf heb ik één van de personen die een dominante rol heeft gespeeld in het publieke debat over de volkshuisvesting. Voor mij vertegenwoordigt de presentatie van het rapport van de Enquêtecommissie dan ook een terugblik op mijn eigen inbreng; het is als een spiegel van mijn eigen inzet, en roept voor mij de vraag of ik mijn tijd – in mijn werkzame leven – wel goed heb besteed. Lees verder

Parlementair onderzoek begint op een aflaat te lijken (gepubliceerd in Trouw, 14/10/2014)

Onderstaand opinieverhaal werd vandaag, in verkorte vorm, gepubliceerd in Trouw.

Mevrouw Hachchi: “Snapt u mijn verbazing of niet?”

IMG_7306Een parlementair onderzoek, en in het bijzonder een parlementaire enquête, is het zwaarste wapen dat een parlement kan inzetten. Nu parlementair onderzoek bijna een reguliere activiteit dreigt te worden, dringt de vraag zich op of het parlement zorgvuldig genoeg met haar eigen instrumenten omspringt. Dat is belangrijk, omdat we het bij het parlementaire onderzoek hebben over de volksvertegenwoordiging, de Tweede Kamer, als instituut. Het gaat nu eens niet om die zaal met blauwe stoelen, waarin de ideologische tegenstellingen worden uitgemeten en soms worden uitgevochten; het gaat niet om kibbelende politici die zich verdringen om de interruptiemicrofoon, om de gebeurtenissen van gisteren in de waan van vandaag aan de orde te stellen om elkaar de loef af te steken. Het unieke van parlementair onderzoek is dat het dit – noem het hét gewone, het reguliere parlementaire werk – overstijgt. En omdat het parlementair onderzoek niet wordt geremd door wet- en regelgeving – dus door de beperkingen zoals die door de wetgever wel aan andere onderzoeksautoriteiten (de Nederlandse Mededingingsautoriteit of het Openbaar Ministerie bijvoorbeeld) worden opgelegd – heeft het onderzoek de potentie om integraal te kunnen zijn; het kan portefeuilles en doelgroepen doorkruisen. Lees verder

Volkskrant wil op opiniepagina’s wel debat maar geen tegenspraak

image1Op zaterdag 4 oktober stond op de opiniepagina’s de Volkskrant een ‘Vrij zicht’ over Almere – “krimpend Almere bewijst hoe moeilijk omgaan met een ongewisse toekomst is” – van columnist Martin Sommer, met als titel ‘Requiem voor het plan’. In reactie daarop stuurde ik onderstaand opinieverhaal naar de Volkskrant, waarin ik beoog aan te geven dat de schrijver in kwestie de plannen van Almere 2.0  niet (of nauwelijks) tot zich heeft genomen, en daardoor veronderstellingen uit die volstrekt voorbij gaan aan de essentie van het plan. Helaas voorziet de rubriek Opinie & Debat van de Volkskrant wel in opinie’s en debat, maar niet in tegenspraak; de redactie liet weten “de bijdrage niet te kunnen plaatsen. Omdat we dagelijks talrijke bijdragen ontvangen, zijn we niet in staat om in elk geval onze beslissing inhoudelijk toe te lichten.”

Hierbij – integraal – mijn reactie op het ‘Vrij zicht’ van Martin Sommer:

Als openbaar bestuurder zie ik het als een democratische plicht om mij telkens weer opnieuw te verantwoorden voor de plannen die ik heb gepresenteerd. Dat verantwoorden is belangrijk, omdat een openbaar bestuurder vorm geeft aan ons dagelijks leven en daarover dient ten alle tijden een open discours te zijn. Heel soms betrap ik mijzelf echter op een zekere weerzin, omdat het verantwoorden moet plaatsvinden tegen te gemakkelijk ingenomen standpunten die in het geheel niet raken aan het wezen van je plan. Dat overkwam mij afgelopen zaterdag toen ik het ‘Vrij zicht’ van Martin Sommer las, met de titel ‘Requiem voor het plan’. Die weerzin had geen betrekking op het verantwoorden – ik doe dat graag -, maar kwam voort het feit dat Martin Sommer zich er dit keer wel heel gemakkelijk vanaf heeft gemaakt in zijn column. Rijdend over de A1 verbaast hij zich over de verbreding ervan, herinnert zich een recent rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving waarin terecht wordt gewaarschuwd voor teveel bouwen, praat met een corporatiedirecteur die het voelbaar moeilijk heeft en ziet zijn wekelijkse column in beeld komen. De essentie van zijn verhaal komt neer op de stellingname dat “plansocialisten – niet noodzakelijk van socialistische huize trouwens” nu eens moeten ophouden met een planningscultuur in ons land waarin “iedere  fietstegel in Nederland veertig jaar vooruit is bedacht en gewogen”. Hij roept in zijn column de sfeer op van een machine – “in Trouw kun je lezen hoe de gemeenten maar doorbouwen, in de ijdele hoop de lege gemeentekas nog een beetje te spekken” – die maar niet te stoppen is. De huidige terugval in de bouwproductie doet hem verzuchten: “weg van de grote ideeën, aanpassen is het parool; wat niet meer werkt, is het idee van een berekenbare toekomst tot pakweg 2040.” Lees verder

Koplopersgroep programma Wooncoöperatie van start

Oosterpark-assen-gr-1411574070In de zomer van 2014 is Platform31 gestart met het programma ‘Nieuwe kansen voor de Wooncoöperatie’. Doel is om de ontwikkeling van het wooncoöperatiemodel in Nederland te stimuleren met enerzijds kennis en anderzijds praktijkprojecten. Platform31 constateert nu dat “de afgelopen maanden is gebleken dat het idee van de wooncoöperatie aanslaat in Nederland. In een tijd dat woningcorporaties onder druk staan, toegang tot hypotheken lastiger is geworden en de particuliere sector klein blijft, zoeken veel partijen naar een alternatief. Dit zijn zowel burgers die als huurder of koper meer keuzes willen als instituties die behoeften signaleren en daar graag op aansluiten.” Lees verder

In Memoriam John Duivesteijn 1949-2013

Mijn broer John, een inspirerende Schilderswijker

ByXOW0xIgAAU2NzGisteren, 24 september 2014, was het een jaar geleden dat mijn broer John Duivesteijn aan de ziekte ALS is overleden. Hij werd geboren op 4 juni 1949, in de kelder van de Statenlaan 144, onder de schoenmakerij van mijn ouders. Hij was de eerste met wie ik, als tweede in een gezin van tien kinderen, mijn leven deelde. Samen groeiden we op in de Schilderswijk, in een huis, in een kamer vol licht. Twee verschillende werelden, twee totaal verschillende karakters. John was, als oudste, de bedachtzame. Hij straalde rust uit. Maar met zijn humor kon hij vlijmscherp zijn, en met zijn blik kon hij alles zeggen. Muziek heeft hem van begin af aan aangegrepen. Al vroeg luisterde hij naar wat voor mij – op dat moment – ondoorgrondelijke muziek was, zoals de blueslegende John Mayal. Het zou een eerste teken zijn voor de richting waarin hij zich later zou ontwikkelen. Lees verder

Uit het archief: ‘Het wilde wonen vereist collectieve planning’

Schermafbeelding 2014-09-23 om 22.49.08Bij het opruimen van mijn archief stuitte ik op een verhaal ‘Het wilde wonen vereist collectieve planning’, dat op 22 mei 1997 werd gepubliceerd in NRC Handelsblad. Ik schreef het in reactie op een artikel van architect Carel Weber, waarin hij liberalisering van ruimtelijke ordening en woningbouw bepleit. De kern van mijn verhaal is dat die twee – ruimtelijke ordening en woningbouw – niet op één hoop mogen worden geveegd. Wie grotere vrijheid voor de burger wil, moet niet de overheid aanpakken, maar de instituties die zich tussen overheid en burger hebben genesteld. “Als de Rijksoverheid zich beperkt tot de hoofdlijnen van het ruimtelijke ordeningsbeleid, kunnen de afzonderlijke opgaven binnen dit raamwerk, zoals de woningbouw, worden gedeïnstitutionaliseerd en opnieuw worden toevertrouwd aan de energie van de burgers die er primair baat bij hebben. De overheid schept dan vooral een stedenbouwkundig kader en garandeert collectieve waarden in de vorm van onder meer openbare ruimten en openbaar vervoer, en vertrouwt op de energie en creativiteit van zelfbewuste, geëmancipeerde burgers om daarbinnen tot expressie van hun woonwensen te komen. Vooral de gemeentelijke overheid kan in de bevordering van het opdrachtgeverschap van de burger een krachtige rol spelen: zij is bij uitstek verantwoordelijk voor het maken van bestemmingsplannen en dus in staat kansen te schepepen voor de burger als opdrachtgever van zijn eigen woning.”

Lees hier het volledige artikel, met ideeën die begonnen met ‘De verborgen opgave‘ en die ik later, als wethouder in Almere – met programma’s als IkbouwmijnhuisinAlmere en IkbouwbetaalbaarinAlmere – in de praktijk heb gebracht.