Vaak heeft een gedachte tijd nodig om te beklijven. Dat is zeker het geval met de wooncoöperatie. Ons land kent al sinds 1901 in de Woningwet het fenomeen ’toegelaten instellingen’. Dit zijn instellingen waar de uitvoering van de publieke zorg voor het wonen is neergelegd. Dit is inmiddels uitgegroeid tot wat nu heet de sociale huursector welke het bezit en beheer heeft over zo’n 2.4 miljoen huurwoningen. Anders dan in de omringende landen heeft Nederland geen sociaal woonstelsel waarin ook bewoners met een lager inkomen zelf inhoud kunnen geven aan hun wonen. In Nederland is de burger aanvankelijk ‘verzorgt’ en tegenwoordig zien wij deze vooral als een woonconsument, of zoals de meeste woningcorporaties deze tegenwoordig noemen: klanten.
Woonproducent zijn, dat wil zeggen dat je zelf inhoud geeft aan het eigen wonen is niet weggelegd voor al die huishoudens die zijn aangewezen op een sociale huurwoning. Zij moeten zich voegen in dat wat hen wordt aangeboden en dat zijn feitelijk alleen maar huurwoningen. In ons land zijn deze van een redelijke tot goede kwaliteit. Dat is ook niet het vraagtuk. Wel staat, door het huurbeleid, de betaalbaarheid onder druk. Voor de meeste woningen zijn de huishoudens met een laag inkomen dan ook afhankelijk van een huurtoeslag van de rijksoverheid. Kortom voor deze groep is er altijd een afhankelijkheidsrelatie. Deze afhankelijkheid is eigenlijk niet meer van deze tijd. Burgers zijn in vergelijking met vroeger vele malen zelfstandiger geworden. Dat geldt ook voor veel huishoudens die statistisch behoren tot de lagere inkomensgroepen. Je mag dit ook gerust zien als een emancipatie die burgers in de afgelopen veertig jaar hebben doorgemaakt. Daarom is het ook niet meer dan wenselijk dat nu ook ons woonstelsel zich gaat moderniseren. Dat kan door het sociale woonstelsel te verbreden met het recht op zelforganisatie en zelfbeschikking. Die burgers (huurders) die dat willen kunnen dan, op een verantwoorde wijze, ook zelf inhoud geven aan hun wonen.
Al jaren pleit ik daarom voor het creëren van een beschermde vorm van zelforganisatie binnen ons woonstelsel. De coöperatieve gedachte is daarvoor de meest geschikte vorm. Hoewel ik al vanaf 1996 initiatieven onderneem, onder andere met de nota ‘De Koopwoning Bereikbaar”, om deze vorm van burgerinitiatief structureel mogelijk te maken, is het pas gelukt tijdens het december-debat in 2013 toen de Eerste Kamer het Woonakkoord behandelde. Na een heftige week werd beklonken dat de Wooncoöperatie zou worden opgenomen in de Woningwet en een volwaardige plaats zo krijgen naast de vertrouwde ’toegelaten instellingen’. En, het mag gezegd, minister Stef Blok heeft zijn toezeggingen waargemaakt en sinds 2015 maakt de wooncoöperatie deel uit van de Woningwet. Direct daarop volgend is er een aanzienlijk stimuleringsprogramma opgezet door het Platform 31 dat nog steeds loopt. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat veel huurders open staan voor deze vorm van zelfbeheer in het wonen. De ervaringen uit het stimuleringsprogramma maken echter ook duidelijk dat er nog heel wat hindernissen moeten worden genomen. Niet in de laatste plaats de bijna fysieke weerzin van veel professionals bij woningcorporaties om iets van hun verkregen ‘macht’ te delen met de leden uit hun doelgroep. Liever ‘verzorgen’ zij zelf deze burgers. Gelukkig zijn er ook binnen de sociale huursector witte raven die juist vanuit het traditionele idealisme en emancipatie doelstelling van onze volkshuisvesting inhoud willen geven aan de de wooncoöperatie. Zij zijn bondgenoten en kunnen hun collega’s de voorbeelden aanreiken die laten zien dat de wens op zelfbeheer en zelfbeschikking een heel normaal menselijk trekje is.
Voor de komende jaren is een echte goede structurele inbedding noodzakelijk binnen ons woonstelsel voor de wooncoöperatie. De vraag is natuurlijk hoe dat kan worden vormgegeven en welke politieke steun er is om de Wooncoöperatie verder in ons sociale woonstelsel te verankeren? Deze steun lijkt steeds groter te worden. Want de partijen die deze nieuwe regering steunen willen de positie van de Wooncoöperatie verstevigen en hebben dat in het Regeerakkoord vastgelegd:
“een wooncoöperatie is een organisatievorm waarbij huurders gezamenlijk eigenaar zijn van de woningen. De wooncoöperatie vormt een alternatief voor twee ‘traditionele’ oplossingen die we in Nederland kennen: het op individuele basis huren van een woning van een externe partij en het individuele eigendom van een woning. In wooncoöperaties zijn mensen directer betrokken bij het beheer van hun woningen en de leefomgeving. Onderzocht zal worden hoe de mogelijkheden voor het beheer van hun woning en leefomgeving voor de leden van de wooncoöperaties om de huurwoningen over te nemen kunnen worden vergroot”
Ik zou zeggen de doorstart van de Wooncoöperatie is begonnen. Het Regeerakkoord is, naar mijn mening, de ultieme erkenning dat het woonstelsel zich zal gaan verbreden naar een recht van huurders op deze vorm van zelforganisatie. De weg er naar toe zal zeker nog heel wat hobbels kennen maar er is nu een heel goede doorstart mogelijk. Ik kijk dan verwachtingsvol uit naar de initiatieven van de voormalige oud-wethouder van Amsterdam en de huidige minister van Wonen Kajsa Ollongren (D66) . Zij kent de problematiek van de stad en vooral ook de noodzaak om meer sociale verbanden in wijken te stimuleren. En, wat nu ook kan helpen is dat zij een Scandinavische achtergrond heeft. Voor mij zijn deze landen altijd het voorbeeld geweest van het ideale woonstelsel waarin de wooncoöperatie een volstrekt normaal gegeven is. Wanner zij haar volle steun geeft aan de basisgedachte van coöperatief wonen kan zij met betrekkelijk eenvoudige maatregelen de weg effenen voor een verder uitbouw van de Wooncoöperatie. Een mogelijk voorstel zou kunnen zijn dat het huidige uitponden van sociale huurwoningen aan commerciële partijen wordt vervangen door een voorkeurrecht voor huurders die met elkaar een Wooncoöperatie willen vormen. Het definitief maken van de kortingsregeling is een volgende. En een risicofonds, bijvoorbeeld in samenwerking met de NHG, kan de financiering van de wooncoöperatie vergemakkelijken.
Hoezeer bewoners uitkijken naar deze vorm van ‘verzelfstandiging’ komt ook weer eens aan de orde in een mooi artikel van De Groene Amsterdammer, Ons Dorp, begin je eigen wooncoöperatie . Zelf heb ik deze week in het CorporatieGids magazine nog eens uiteengezet waarom ik zo hecht aan de uitbouw van de Wooncoöperatie. Ik verwijs daarvoor graag naar deze link: 2017-10 – CorporatieGids Magazine – Adri Duivesteijn over de Wooncoöperatie
Ik zou zeggen tegen de al die huurders die woonachtig zijn in de sociale huursector en die graag zelf inhoud willen geven aan hun zelfbeschikkingsrecht en dat via zelforganisatie en vormen van zelfbeheer willen doen, oriënteer je bij het Platform 31, dan wel CoopLink. Er liggen nu kansen die het de moeite waard maken om met elkaar inhoud te geven aan een beweging van onderop die het wonen dichter bij de mensen zelf zal gaan brengen.