Het is weer bijna het einde van 2016. Het is al een beetje traditie geworden. Uitkijken naar de laatste dagen van het jaar betekent uitkijken naar een uniek evenement, de Carnivale in het Huijgenspark in Den Haag. Een fantastisch volksevenement waarin niet de geldklopperij centraal staat, maar het echte ouderwetse vermaak van ‘de man van 1,5 miljoen volt’, ‘de sterkste man van Friesland’, ‘het anatomisch Kabinet van prof dr. George Maat’, ‘de waarzegger en de toekomstvoorspeller’, de ‘Acrobaten’, ‘de bokstent van de wereldberoemde Frits Parlando’ en niet te vergeten de ‘Kop van Jut’ die zijn macabere daad pleegde in een huis aan de Bogt van Guinea, het huidige Huijgenspark in Den Haag. Even, heel even, staat alles stil. De Carnivale zorgt dan voor een fenomenale afsluiting van het jaar en biedt eenieder heel even die dromerige wereld van vermaak, vertier en magie die de Stationsbuurt optilt naar een plek waar je geweest moet zijn. Plotseling is de Stationsbuurt van iedereen. Meer dan 17.000 bezoekers bezochten de laatste keer dit niet-commerciële evenement. Steeds vaker ook komen ze van heinde en verre. In Den Haag, daar in de Stationsbuurt gebeurt het! Dat is de plek om in die laatste dagen van het jaar te zijn.
Hoe bijzonder is het eigenlijk dat in Den Haag in dit deel van de stad een wijk uitstijgt boven haar eigen functie van wonen en werken? Hoe uniek is het voor Den Haag dat aan deze kant van de stad iets onderscheidends gebeurt, dat alle Hagenaars en Hagenezen bij elkaar brengt.
Even een korte duiding.
Den Haag is de stad van het zand en het veen. Nog steeds zijn het twee werelden die slechts heel langzaam naar elkaar toe groeien. De oorsprong hiervan is in de kern heel eenvoudig. Toen de bevolking toenam, startte het stadsbestuur in 1862 met – toen ook al – ambitieuze nieuwbouwplannen voor de Stationstraat (waaronder de aanleg van het huidige Huijgenspark) en het Oranjeplein in de Schilderswijk. Het waren twee prestigieuze locaties in het veen, waar particuliere bouwers heuse herenhuizen lieten verschijnen voor wat in die tijd nog de ‘gegoede burgerstand’ werd genoemd. De toekomst zou er weldadig zijn. Helaas mocht het niet zo zijn. De verkoop van de huizen wilde niet vlotten, omdat de gegoede burgers de omgeving te drassig vonden en ze bang waren om ziek te worden door het vocht. Zij weken dan ook uit naar de ruimere wijken die werden gebouwd op het droge zand. Archipel, Statenkwartier en Duinoord komen uit deze rijke periode. In dit deel van de stad werden de werkplaatsen en de woningen voor de arbeiders gebouwd. De Stationsbuurt, Schilderswijk, Laakkwartier, Schipperskwartier en Transvaal vormen een aaneengesloten gebied waar lagere inkomensgroepen hun plek kregen toebedeeld. Het zou het begin zijn in wat letterlijk een waterscheiding in de stad is geworden. Zand en veen stonden voor een klasse-indeling. Er ontstonden twee steden, ‘s-Gravenhage en Den Haag: rijk en arm, hoog en laag, geschoold en ongeschoold. Er is in ons land geen stad te vinden waarin de verschillen zo groot waren en nog steeds zo zijn. Wie die verschillen wil ervaren kan dat door met de tramlijn 11 een ritje van het station Holland Spoor naar Scheveningen te maken. De stad in al zijn sociale verschillen trekt in nog geen dertig minuten aan u voorbij. Maar u kunt het ook wandelend ondervinden. Loop vanaf het station Holland Spoor door de Stationsweg, Wagenstraat, Spuistraat, Noordeinde (langs het koninklijk paleis) naar de Zeestraat, de Scheveningseweg en de Keizerstraat. Het is de hiërarchie van een stad, de tweedeling in levende lijve vervat in steen en bevolking.
Vanaf de stadsvernieuwing in de jaren tachtig is er een gemeentelijk beleid in gang gezet, dat beoogt die fysieke scheiding in de stad te verkleinen. Maar 100 jaar bouwgeschiedenis maak je niet zomaar ongedaan. Toch kan je vaststellen dat Den Haag onderweg is om een meer gedifferentieerde stad te worden. Het centrum heeft zich spectaculair hersteld, de oude wijken zijn allang geen no-go areas meer. Zelf mocht ik als inwoner van de Stationsbuurt meemaken hoe stap voor stap dit stadsdeel aan het opknappen is. Maar wat is zo’n vernieuwingsproces weerbarstig! Al in 1981 nam het gemeentebestuur een bestemmingplan aan, om de buurt weer in ere te herstellen. Heel, heel langzaam zien wij, en dat is nu al zo’n vijf en dertig jaar stap voor stap gaande, dat de Stationsbuurt bezig is om ook echt een wijk van en voor de gehele stad te worden. Maar wat een gevecht is het om die historische achterstand in te lopen.
En dan komt er zomaar uit het niets de Carnivale. Uit het niets? Nee, uit de buurt! Het gaat hier om een uniek burgerinitiatief dat de bewoners van het Huijgenspark en veel vrijwilligers in de de stad jaarlijks vormgeven en dat inmiddels is uitgegroeid tot een fenomeen voor de stad. In de laatste week van het jaar mag je jezelf wanen in de wereld van magie, betovering en verwondering. Een echt feest voor een volkswijk, dat inmiddels haar bezoekers uit de hele stad trekt en ieder jaar komen er meer van ver daarbuiten. De Carnivale heeft ons gebracht wat wij met de stadsvernieuwing nog niet konden bereiken, namelijk dat de wijk boven zichzelf uitsteeg en van betekenis werd voor de gehele stad. Juist niet commercieel maar cultureel, sociaal en maatschappelijk. Waarden die zich niet in geld laten uitdrukken. Maar plotseling is in Den Haag de tweedeling niet meer van belang. De Carnivale is van iedereen. En de Carnivale staat nog maar aan het begin van wat zij aan de stad kan brengen en vooral geven. En dat is iets wat je niet in stenen kunt vangen, namelijk dat mensen van de gehele stad elkaar ontmoeten op het veen. Een keer per jaar, op die mooie laatste dagen van december, komt de stad daar bij elkaar.
Het gemeentebestuur van Den Haag vraagt zich af of zij nog wel steun moet geven aan de Carnivale. De bijdrage waar het om gaat is niet echt heel erg groot. Het gaat geloof ik om de gemiddelde kostprijs van een formatieplaats, of om de onrendabele top van een sociale huurwoning, of … tja wat zal ik zeggen. Ik geloof niet eens dat het gemeentebestuur de Carnivale niet een goed hart toedraagt. Dat is zeker wel het geval, maar er is geen potje waar in formele zin de steun voor de Carnivale onder zou kunnen vallen. Dat wil in de praktijk zeggen dat er geen titel is om geld uit te geven. Zelfs niet als iedereen van mening is dat het eigenlijk wel zou moeten. Maar wie maakt die potjes en geeft die titels? Toch ons eigen stadsbestuur, hoop ik? Ik zou zeggen dat het mijn stad toch heel wat waard zou moeten zijn, om dit deel van de stad nu eens niet meer alleen als ziek, zwak en misselijk te beschouwen en slechts op die ’titel’ te investeren. Nee, juist het feit dat, mede door de Carnivale, de Stationsbuurt zich ontworstelt aan haar ongelukkige start in 1862, en nu eindelijk ook aantrekkelijk wordt voor de ‘gegoede burger’ om er te komen en er zelfs te gaan wonen, verdiend het de volle de steun van haar eigen stadsbestuur. Voor mij, als oud wethouder van deze stad, is de koestering van een traditie dat de Carnivale jaarlijks Den Haag bezoekt de finishing touch van de stadsvernieuwing. De waarde is zo veel groter dan het toch zo overzichtelijke bedrag dat nodig is om dit unieke evenement, geheel gebouwd op burgerkracht, voor heel Den Haag te behouden.
Ik zou zeggen: gemeentebestuur u bent nog wat schatplichtig aan het veen in deze stad.
Steun de Carnivale! U doet er echt iets goeds mee!
LAATSTE NIEUWS OVER DE CARNIVALE:
GELUKKIG HEEFT DE GEMEENTERAAD, MET EEN MOTIE VAN DE VVD-FRACTIE, BESLOTEN OM IN 2017 DE CARNIVALE WEER MOGELIJK TE MAKEN.
COMPLIMENTEN AAN DE FRACTIE VAN DE HAAGSE VVD.
ADRI DUIVESTEIJN
NOVEMBER 2016