Tag archieven: @adriduivesteijn

Op weg naar 1 mei 2022: Waarom ik geloof in de kracht van een zelfstandige PvdA binnen een brede progressieve beweging

Het heeft iets beklemmends, wanneer ‘partijleiders’ via de opiniepagina van de Volkskrant hun wens tot een verandering in de koers van de PvdA afsluiten met de mededeling dat, eenieder die hun interpretatie tot progressieve samenwerking niet deelt, zich per definitie door ‘nostalgie uiteen laat drijven’. In hun pleidooi, dat bol staat van superlatieven, pleiten Frans Timmermans en Marjolein Moorman om te komen tot een ‘verregaande samenwerking, en zelfs verbinding met GroenLinks’. De woorden zijn een variatie op het eerdere pleidooi van Lilianne Ploumen om als PvdA te gaan fuseren met GroenLinks. Zij oogstte hiermee enthousiasme bij GroenLinks en een, om het eufemistisch te zeggen, wat meer gematigde reactie binnen haar eigen PvdA en fractie. Niet, omdat er ook maar iemand binnen de PvdA tegen samenwerking zou zijn. Integendeel zelfs, alle leden smachten al decennia naar een echte hechte progressieve samenwerking. Een van de serieuze initiatieven voor een brede progressieve samenwerking was: Een Ander Nederland. Dat begon in 2010, toen Eerste en Tweede Kamerleden van de PvdA, GroenLinks en SP het initiatief namen om samen de verschillen te slechtten en te zoeken naar de overeenkomsten. En die eenheid in opvatting was er zoals overtuigend bleek uit een, door o.a. Diederik Samsom, opgestelde analyse van het stemgedrag van de drie partijen bij zowel de wetgeving, de ingediende amendementen, alsook de moties. Wat ons toen bond was heel veel groter dan de verschillen. Het manifest van Een Ander Nederland was ook een voorzet voor progressieve samenwerking in zowel het parlement, als in een mogelijk progressief kabinet.

2010: Een Ander Nederland: Diederik Samsom, Leo Platvoet, Adri Duivesteijn, Jos van de Lans en Ronald van Raak

Voor de politieke junkies onder ons heb ik de Oproep Een Ander Nederland 2010: Links, neem je verantwoordelijkheid!’ onderaan dit artikel als bijlage opgenomen.

Terugkijkend is sinds de opkomst van Pim Fortuyn in 2002 links Nederland, en in het bijzonder de PvdA, haar structurele steun onder het electoraat verloren. Met het charisma van Wouter Bos (2006), Job Cohen (2010) en Diederik Samsom (2012) wist de PvdA zich nog wel in de kiezersgunst  te herstellen. Maar die conjuncturele winst verdween als sneeuw voor de zon toen de PvdA-kiezers, ten tijden van Rutte II, nog nauwelijks iets van de sociaal democratisch beloften herkenden (van 38 naar 9 zetels). Ook bij de laatste landelijke verkiezingen kwam de PvdA opnieuw niet verder dan 9 zetels. Tot aan de dag van vandaag  is het vertrouwen bij de kiezer in de landelijke PvdA niet hersteld. Maar hoe treurig ook, het is maar de vraag of de kiezers van de PvdA beter af zouden zijn met een partij die opgaat in GroenLinks? Wat is dit op termijn anders, dan een sociale en groene partij die vooral een progressief etiket heeft? Ik geloof in de kracht van het verhaal van de sociaal democratie, haar analyse van de ongelijkheid in de wereld, de strijd voor bestaanszekerheid, haar betekenis als emancipatiebeweging en omdat zij staat voor een internationale strijd voor solidariteit. Het is juist deze inbreng die een brede progressieve samenwerking inhoudelijk zal voeden.     

Overigens, het vertrouwen in de sociaal democratie kan wel degelijk worden teruggewonnen. Twee voorbeelden: Frans Timmermans heeft bij de Europese verkiezingen met een eclatante overwinning de PvdA weer een positie in Europa teruggegeven. En, tot voor kort ondenkbaar, is mede dankzij Marjolein Moorman de PvdA weer de grootste partij in Amsterdam. En, let wel, dat deden zij met een authentiek sociaal democratisch verhaal. Hier kwamen inhoud en leiderschap samen en het bracht de PvdA weer in het centrum van de macht. Voor mij is de  sociaal democratie heel veel meer dan de optelsom van twee progressieve partijen. Ik was dan ook blij met de primaire stellingname van  Attje Kuiken, de nieuwe PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer: ‘De sociaal democratie beschouw ik niet als nostalgie’. Sterker nog is haar antwoord: ‘Door met GroenLinks? Dat is aan de leden’. En dat is een meer dan terechte constatering. Hier ligt een taak voor het partijbestuur. Want hoe doordacht zijn nu eigenlijk de recente opinies over, ik citeer Paul Tang,  een ‘samensmelting’ tussen de PvdA en GroenLinks? Progressieve samenwerking, laat staan een fusie, vraagt meer overweging. Waarom gaat de Wiardi Beckman Stichting niet met verwante wetenschappelijke instellingen de kansen op een brede progressieve samenwerking in beeld brengen? Schrijf dan als partijbestuur een mooi inhoudelijk verhaal over hoe wij als partij inhoud kunnen geven aan een brede progressieve samenwerking. En, als we dan toch bezig zijn, vraag jezelf ook eens af waarom de Tweede Kamer inmiddels uit 20 fracties bestaat. Ons kiesstelsel kent geen serieuze kiesdrempel. En ik weet één ding zeker, dat bij een ondoordachte fusie veel leden zich zullen vervreemden van zo’n nieuwe partij. Zij zullen terecht waarde hechten aan het behoud van het sociaal democratisch gedachtengoed. Kortom, een ondoordachte verbinding, laat staan een fusie zal waarschijnlijk ook inhouden de komst van nieuwe – al dan niet sociaal democratische – partijen. Een met een beetje aansprekende leider hebben wij weer een nieuwe loot aan de stam van de parlementaire versplintering. Nee, bundeling van het progressieve gedachtengoed zit in ons land niet primair in formele structuren, maar in een intensieve en open samenwerking tussen alle progressieve partijen in de Tweede Kamer, de provincies en de gemeenteraden. Daarbij brengen juist de verschillen tussen de progressieve partijen een verrijking in een progressieve samenwerking. Ik zou zeggen breng dat nu juist samen in een kernpuntenakkoord.

Anders gezegd, en ik citeer zonder enige vorm van nostalgie de Zweedse Sociaal democraat Olof Palme: ‘Politiek dat is een kwestie van willen. Sociaal democratische politiek is veranderingen willen, omdat veranderingen verbeteringen beloven, de fantasie en de daadkracht voeden, dromen en visioenen stimuleren.’ En laten het nou juist Frans Timmermans en Marjolein Moorman zijn, die dat weer aan de kiezers van de PvdA hebben laten zien. Ik zou zeggen wacht nog even en pak dan de volgende uitdaging op; het herstel van de sociaal democratie op nationaal niveau.

Adri Duivesteijn, oud lid van de Eerste en Tweede Kamer voor de PvdA

29 april, op weg naar 1 mei 2022

Olof Palme, een sociaal democraat die nog altijd inspireert.

Share and Enjoy !

Shares

Een open brief aan de Haagse Gemeenteraad over het Spuiplein

Het Spuiplein in afwachting van haar inrichting, open of gefixeerd in gebruik?

Den Haag, 18 augustus 2021,

Geachte leden van de Gemeenteraad,

De keuze van onze gemeenteraad om rond het Spuiplein, op de locatie waar zand en veen elkaar ontmoeten, zowel culturele functies als het stadhuis-bibliotheek, te concentreren was een principiële keuze om daar in onze stad een unieke plek van samenkomst te maken. Hier zouden de burgers, vanuit alle rangen, standen en achtergronden, elkaar op een volstrekt natuurlijke manier kunnen ontmoeten.

Even terug in de tijd. In de tachtiger jaren kozen onze voorgangers in de gemeenteraad voor de stedenbouwkundige visie van de architect Carel Weeber. Daarin stond een open Spuiplein centraal. De invulling ervan begon als een exclusieve vestigingsplaats voor het Residentie Orkest en het Nederlands Danstheater (RO/NDT). Met de komst van het Theatercentrum (Margetheater) en het Filmhuis groeide het idee van een cultuurplein. Het effende ook de weg naar de vestiging van het Stadhuis, de Centrale Openbare Bibliotheek en het Gemeente Archief. Met Amare ontstaat er een verdere verbreding. Nu komt er, door een superieure interventie van ons stadsbestuur, een cultuurpaleis met een veelvoud aan zalen voor muziek en dans. Het Residentie Orkest, het NDT en het Koninklijk Conservatorium vormen weliswaar het middelpunt, maar er zal veel meer zijn dan dat. Vanaf dit najaar zullen hier maar liefst 6500 bezoekers per dag (!) kunnen genieten van de avonturen die de kunsten ons bieden. De andere publieke functies rond het Spuiplein zullen daar bovenop nog eens een veelvoud aan bezoekers en activiteiten genereren.

Het Spuiplein zelf zal het hart vormen. Dat plein open van karakter, zou telkens van kleur veranderen door een oneindige trits van activiteiten, voortkomend uit de energie van de stad zelf. Dat Spuiplein zou daarmee qua functionaliteit te vergelijken zijn met het atrium in het Haagse stadhuis. Laten wij daarom kijken naar het atrium van het stadhuis. Dat binnenplein in ons centrum is in zichzelf al van een grote schoonheid. Maar de echte schoonheid zien wij als het zich opent door een veelsoortigheid aan activiteiten. Hierdoor komt het atrium werkelijk tot leven. Hier is de zetel van ons stadsbestuur, de plaats waar burgers toegang hebben tot de dienstverlening van hun gemeente, en het is de plek waar burgers kunnen trouwen, aangifte doen van de geboorte van hun kinderen of het overlijden van hun naasten. Hier komen levenslijnen samen.

In de avond en het weekend verandert alles en zien wij een rijkdom aan activiteiten. Maar nu is het een plek waar Hagenaars en Hagenezen elkaar ontmoeten. Het was juist deze functie die in 1989 doorslaggevend was bij de keuze voor dit nieuwe stadhuis. In dit ontwerp kon de stad haar huiskamer krijgen. En het werkt! In de afgelopen 25 jaar is het Atrium van ons Haagse stadhuis een ontmoetingscentrum voor een veelvoud van culturele, educatieve, maatschappelijke en commerciële evenementen met een keur van manifestaties en tentoonstellingen. Het hoogtepunt is de jaarlijkse kerst-sing-along met maar liefst 1100 deelnemers. Deze is juist zo spectaculair, omdat het geen andere pretentie heeft dan samen zingen en juist daarvan met elkaar te genieten.

Zoals het atrium hét binnenplein is, kan het Spuiplein hét buitenplein worden van ons centrum. Ook dit kan een plek van samenkomst zijn in tal van verschijningsvormen. Maar dat zal het alleen kunnen zijn, wanneer de inrichting van het Spuiplein dat ook toestaat. Ja, net zoals het atrium van het stadhuis de stad en haar burgers expliciet uitnodigt de plek in gebruik te nemen. Biedt het Spuiplein die potentie?

Naar mijn mening zal het voorliggende inrichtingsplan deze pretentie niet kunnen waarmaken. Waarom niet? Omdat het nieuwe Spuiplein vooral uitnodigt tot ‘flaneren, zitten en kijken’, en dat vooral van de bezoekers van aanliggende instellingen. Hoe kan dat?  Ik verbaas mij er over. Het lijkt wel of is nagelaten een program van eisen te schrijven op het niveau van de stad. Waarom is de uitdaging uit de weg gegaan om te denken in verschillende ontwerpvisies, zoals dat voor het Stadhuis en het Cultuurpaleis wel is gebeurd?  Nu is het vooral een proces van goede bedoelingen, waarin – met een overmaat van klankbordgroepen en overlegbijeenkomsten al polderend een synthese is gezocht tussen een veelvoud van opvattingen en deelbelangen. De vormgeving heeft daardoor het karakter van een buurtplein. Dit Spuiplein is historisch gesproken de kans om de zo hardnekkige tweedeling tussen Hagenaars en Hagenezen in onze stad te verzachten. Het zou daarmee in potentie de meest democratische plaats van samenkomst kunnen worden voor zowel ’s-Gravenhage als Den Haag.

Dat zal het nu niet worden. Kijk alleen al naar de materialisering van het voorliggende ontwerp. Het Spuiplein is statisch. De bloembakken met de betonnen randen zijn intolerant en laten geen enkele andere functies toe dan het genoemde ‘flaneren, zitten en kijken’. Waar het plein wel open is, is het een restruimte die vanaf het Spui zelf niet zichtbaar is. Natuurlijk op de presentatietekeningen oogt het ontwerp – in de bloei van de verbeelding naar de gedroomde toekomst – zacht en vriendelijk. In de harde werkelijkheid is het stug, sterk afhankelijk van de seizoenen en intensief onderhoud. Het Spuiplein zal nooit zo glorieus ogen als is gepresenteerd. In het klein zie ik hetzelfde met het Wagenplein en de aangrenzende rechterzijde van de Stationsweg. Daar zijn cirkelvormige bloembakken geplaatst en dat is een regelrechte mislukking. Wat voorheen een serene open ruimte was met mooie bomen waar altijd gespeeld kon worden dan wel plaats was voor culturele activiteiten, is deze plek nu van niemand meer. Zelfs niet van de beheerders die er overigens nauwelijks verschijnen.

Hoe dan wel? Laat ik maar dicht bij huis blijven. Laten wij voor het Spuiplein teruggaan naar de basisgedachte van De Kern Gezond. Kijk naar het Plein en de Plaats. Daar staat de openheid van de plek centraal. De terrassen worden gecombineerd met majestueuze bomen. Deze openheid laat toe dat er telkens weer andere activiteiten mogelijk zijn. Anders gezegd, maak een vergelijkbaar bescheiden inrichtingsplan met bomen dat in zichzelf een schoonheid uitstraalt en welke – net als het Atrium – open van karakter is, waardoor de bewoners  en haar organisaties met een veelvoud van activiteiten de kans krijgen om er te zijn.

Oh, Oh, Den Haag, mooie stad achter de duinen. De Schilderswijk, de Lange Poten en Het Plein’.  

Het is natuurlijk aan u om te beslissen. Maar ik zou het waarderen wanneer ons Spuiplein in de toekomst een plek zal zijn waar Hagenaren en Hagenezen van allerlei pluimage zich thuis voelen en zich laten verrassen met kleine en grote gebeurtenissen.

Tot slot, ik hoop op een vrije keus binnen uw gemeenteraad.

Met collegiale groet,

Adri Duivesteijn, Oud-Gemeenteraadslid van ons mooie Den Haag

16 december 2018 – Kerst Sing Alone in het Atrium



De kern Gezond over het Spuiplein: ‘Gezien de vele richtingen die op het plein een rol spelen en hoogte van de bebouwing van de omringende bebouwing is gekozen voor een leeg plein waarop één belangrijk object is gesitueerd’ – Juni 1988

Bruisend Plein, That’s the Question!

Share and Enjoy !

Shares

Met de nieuwe Minister van Wonen Kajsa Ollongren krijgen Wooncoöperaties in 2018 vleugels

21 december 2017, het begin van de winter, zou weleens een nieuwe lente kunnen gaan inluiden voor de wooncoöperatie in ons land. Het was deze dag, in een week van heftige griep kwam ik er graag mijn bed voor uit, dat er een eerste kennismaking plaatsvond met de nieuwe Minister van Wonen Kajsa Ollongren (D66) en de Stuurgroep Wooncoöperaties van het gelijknamige stimuleringsprogramma van de rijksoverheid dat wordt uitgevoerd door het Platform 31.

Joris Wijsmüller, Walter Hamers, Kajsa Ollongren, Adri Duivesteijn en Hamit Karakus

Het was alweer vier jaar na het spraakmakende debat op 16 december 2013 in de Eerste Kamer over het Woonakkoord. Een debat dat midden in de nacht eindigde met de toezegging van de toenmalige Minister van Wonen Stef Blok (VVD) dat de Wooncoöperatie een evenwaardige plek in ons sociale woonstelsel zou gaan krijgen. En inderdaad met de invoering van de Woningwet 2015 – artikel 18 a – heeft de wooncoöperatie voor het eerst sinds de Woningwet 1901 een wettelijke status binnen ons sociale woonstelsel.

Ik kijk er, zoals velen met gemengde gevoelens op terug, omdat de kern van het Woonakkoord fundamenteel indruiste tegen de beginselen van ‘toegankelijkheid, betaalbaarheid en zeggenschap’ in het wonen voor iedereen. Helaas bleken die beginselen voor de toenmalige leider van de PvdA geen betekenis te hebben toen deze een Regeerakkoord sloot met de VVD. Een – toenemend – marktconform huurbeleid, invoering van de verhuurdersheffing als platte belastingmaatregel  werden ingeruild voor een prijscompensatie in de huurtoeslag voor de lagere inkomens en een verandering van het stelsel van de hypotheekrenteaftrek. Met dit Woonakkoord zou per saldo vooral de kwetsbaarheid van alle huurders gaan toenemen zonder dat zij een mogelijkheid kregen om aan dit systeem van ‘verzorging’ te ontsnappen.

Ik ben een overtuigd voorstander van een goede sociale huursector. Maar niet enkelvoudig als monopolist voor huisvesting van lagere inkomens. Zelfbeschikking, zelforganisatie en zelfbeheer zijn de kernbegrippen van het wonen in deze eeuw. Ook huurders binnen de sociale huursector moeten het grondrecht krijgen – net als in de landen om ons heen-  om zelf inhoud te kunnen geven aan hun eigen wonen (Right to Manage) en het beheer van haar woonomgeving (Right to Challence). Juist het Woonakkoord was voor mij een extra reden om tijdens dit debat te pleiten voor een wettelijk recht voor huurders om zichzelf te kunnen organiseren en binnen ons sociale woonstelsel een eigen wooncoöperatie op te richten. Slechts een keiharde confrontatie, met de regering, waarin ook mijn partij verantwoordelijkheid droeg, leidde tot de toezegging van het opnemen van de Wooncoöperatie in de Woningwet. En eerlijk is eerlijk, de Minister van Wonen Stef Blok heeft woord gehouden en heeft in zijn Woningwet 2015 de Wooncoöperatie een officiële status gegeven. Tevens gaf hij gehoor aan de wens van de Eerste Kamer om een stimuleringsprogramma vorm te geven. Nog in 2014 startte het Platform 31 met een eigen programma. In 2015, volgde in opdracht van de rijksoverheid, een verbreding van dit programma over het hele land. In 2016 kwam de minister van Wonen met een experimenteer regeling die het mogelijk maakt dat woningcorporaties – al dan niet onder voorwaarden – 50% korting kunnen geven op de taxatiewaarde van de woningen bij overdracht aan een woningcorporatie. 

Met de invoering van een wettelijke status van de Wooncoöperatie in de Woningwet is een eerste stap gezet naar de verbreding van ons woonstelsel dat sinds haar begin in 1901 gevangen zit in het cliché van óf (sociale) huur óf koop. Meer smaken kennen wij niet. Bovendien is het inkomen bepalend of je een woning kan en mag kopen dan wel een woning moet huren. Dat veel huurders hun wonen anders willen invullen werd duidelijk met het programma Wooncoöperatie van het Platform 31. In het hele land zien wij tal van initiatieven onder bewoners om te komen tot een vorm van zelforganisatie. Maar helaas ook maakt het ook duidelijk, dat er nog veel belemmeringen zijn en – eufemistisch gesteld – veel woningcorporaties nog niet echt ten volle willen meewerken aan deze vorm van verzelfstandiging van hun huurders. Het was dan ook zeer goed nieuws, toen in het nieuwe Regeerakkoord van deze regeringscombinatie, waar zoals bekend mijn partij geen deel van uitmaakt, een werkelijk hele mooie passage is opgenomen die bepalend kan zijn voor de toekomst van ons woonstelsel, en de wooncoöperatie in het bijzonder.

“Een wooncoöperatie is een organisatievorm waarbij huurders gezamenlijk eigenaar zijn van de woningen. De wooncoöperatie vormt een alternatief voor twee ‘traditionele’ oplossingen die we in Nederland kennen: het op individuele basis huren van een woning van een externe partij en het individuele eigendom van een woning. In wooncoöperaties zijn mensen directer betrokken bij het beheer van hun woningen en de leefomgeving. Onderzocht zal worden hoe de mogelijkheden voor het beheer van hun woning en leefomgeving voor de leden van de wooncoöperaties om de huurwoningen over te nemen kunnen worden vergroot” Regeerakkoord 2017-2021, hoofdstuk 2.3 Wonen, pagina 32

In niet mis te verstane woorden stelt, voor het eerst – sinds de invoering van de Woningwet 1901 – een regering, dat wij voor ons wonen slechts ‘traditionele’ oplossingen (huur of koop) hebben, en dat de wooncoöperatie een alternatief is om zelf inhoud te geven aan het wonen en de mogelijkheden hiertoe moeten worden vergroot. Daarmee lijkt de tijd rijp voor een echte doorbraak van het fenomeen wooncoöperatie.

Wij weten het, woorden in een Regeerakkoord zijn geduldig. The proof is in the eating of the pudding. De vraag is daarbij vooral wat de ambitie van de nieuwe Minister van Wonen is? Op welke wijze gaat zij inhoud geven aan de mooie volzin in het regeerakkoord? Al direct aan het begin van onze kennismaking in ons gesprek liet de minister van BZK blijken blij te zijn, dat ‘wonen’ deel van haar portefeuille was geworden en dat zij er naar uitkeek om hieraan inhoud te geven. Maar wat voor de stuurgroep nog veel belangrijker was, was dat zij overtuigend de gedachte van de wooncoöperatie binnen ons woonstelsel omarmde. Onomwonden gaf zij aan een vervolg te willen geven aan het lopende stimuleringsprogramma van het Platform 31. Dat zij open staat om met elkaar te werken aan standaarden die het voor bewonersorganisaties, woningcorporaties en banken gemakkelijker maken tot gezamenlijk te komen tot de oprichting van wooncoöperaties. Ze wil overwegen om de huidige (tijdelijke) kortingsregeling bij de overdracht van sociale huurwoningen aan de nieuwe woningcorporaties, die werd ingevoerd door minister Blok, en die voor de haalbaarheid en betaalbaarheid van initiatieven cruciaal zijn, voort te zetten en mogelijk definitief te maken. Nog voor de gemeenteraadsverkiezingen wil ze heel graag kennis maken met de praktijk van de vele wooncoöperaties-initiatieven die in ons land actief zijn. En tot slot, last but not least, zij met het Platform 31 het geplande tweede congres over Wooncoöperaties graag naar voren wil halen (wordt nu mei 2018!) om juist daar ook haar beleidsvoornemens uiteen te kunnen zetten. Kortom wij kunnen in 2018  met een enorme energie vooruit!

100 jaar bestaat de Wooncoöperatie Berg en Daal (Papaverhof) in Den Haag. Hun publicatie is voor de nieuwe minister van wonen een mooie inspiratiebron.

Al vanaf 1975 heb ik tal van overleggen met ministers van wonen meegemaakt. Maar niet eerder heb ik een nieuwe minister voor wonen zo helder en open horen spreken over het aspect van het recht op zeggenschap om het eigen wonen inhoud te geven. En ik stond niet alleen in mijn waardering. Alle leden, projectleider en adviseur van de Stuurgroep Wooncoöperatie die het overleg bijwoonden waren op gelijke wijze enthousiast. Hier zit een Minister van Wonen die niet gevangen is in een belangenstructuur van de vroegere zuilen, dan wel opgesloten zit in een politiek dogma waar of de overheid alles moet doen of juist niets, omdat de markt het wel zou kunnen. Juist deze opstelling kan het pad effenen voor een meer open en modern woonstelsel, waarin er naast (sociaal) huren en kopen ruimte is voor zelfbeschikking, zelforganisatie en zelfbeheer van de mensen die dat zelf willen in de vorm van een wooncoöperatie. Wanneer zij dat met zorg uitwerkt kunnen wij de collectieve waarde van ons woonstelsel behouden, maar dan wel met een gelijkwaardige plaats voor de wooncoöperatie naast die van de woningcorporatie. Het Regeerakkoord en de kennismaking met de open mind bij deze nieuwe minister van Wonen vormen voor mij een mooie afsluiting van het jaar. Maar veel belangrijker is dat het in 2018 perspectief biedt aan de talrijke initiatieven van bewoners. Ik zou zeggen: laat het tweede congres over Wooncoöperaties dat door het Platform 31 in mei 2018 zal worden georganiseerd, de (door)start worden van een veelvoud van bewoners/huurders initiatieven voor wooncoöperaties overal in ons land. Het echte werk kan nu beginnen. Voor allen die dat willen zou ik zeggen: Op naar zelfbeschikking, zelforganisatie en zelfbeheer in ons wonen.

Voor meer informatie over de Wooncoöperatie kunt u kijken op mijn website, onder thema wonen: de wooncoöperatie.

Daarnaast is er een uitgebreide site over de wooncoöperatie bij het Platform 31 . Tenslotte is er het kennisnetwerk van wooncoöperaties COOP-link waar bewonersorganisaties informatie verstrekken over hun initiatieven.

Share and Enjoy !

Shares






Algemene Rekenkamer: Conferentie Toekomst Publiek Vastgoed – Keynote speech Adri Duivesteijn

foto: Algemene Rekenkamer

Op 16 november 2017 werd op initiatief van de Algemene Rekenkamer een conferentie gehouden over de toekomst publiek vastgoed. Met de verkoop van het voormalige ministerie van Sociale Zaken van de architect Herman Hertzberger en het ‘anonimiseren’ van wat eens het trotse departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening van de architect Jan Hoogstad was en dat nu, geheel in de vroegere Oost-Europese traditie waarin gebouwen vaak gereduceerd werden tot een nummer, nog slechts de naam Rijnstraat 8 draagt.  Met beide departementen, miljoenen investeringen overigens, lijkt het Rijksvastgoedbedrijf een weg te zijn ingeslagen die het publiek vastgoed loskoppelt van haar specifieke functie en betekenis. Rijksgebouwen lijken geen identiteit meer te mogen uitdragen. Het past in een (neo-liberale?) visie waarin de overheid zo klein mogelijk moet zijn en ook zo min mogelijk nog een eigen rol, op het terrein van toezicht en veiligheid na, mag spelen. Dat terwijl juist de overheid in heel veel opzichten een positieve en bindende actor zou kunnen zijn binnen de samenleving. Juist waar in de westerse samenleving de zuilen, lees: identiteiten, steeds verder marginaliseren zou een overheid in haar enorme verscheidenheid juist meer eigen identiteit mogen hebben. Publiek vastgoed is een uitdrukking van deze indentiteit, of sterker gesteld van de verscheidenheid aan identiteiten die een overheid heeft. Ook als zij, zoals de Rijnstraat 8, anonimiteit uitstraalt. Op dat moment is de overheid vooral de uitdrukking van een fabriek waar ‘dienstverlening’ wordt geproduceerd door mensen die inwisselbaar zijn in een fysieke ruimte die zijn bestaan vooral ontleent door er zelf niet te zijn.

Maar het is niet alleen de overheid die medebepalend is voor de indentiteit van onze gebouwde omgeving. Ook publieke instellingen zijn daarin, misschien nog wel belangrijker. De ziekenhuizen, de universiteiten en Hogescholen zijn de meest zichtbare instituten die zich via gebouwen en publiek ruimten aan ons presteren. Een ieder die wel eens een ziekenhuis bezoekt zal al snel het verschil ontdekken tussen de steeds groter wordende en de wat kleinere ziekenhuizen. Een vergelijkbaar proces zien wij in het onderwijs waar schaalvergroting vaak ook gepaard gaat met het gevoel van verloren zijn. De kunst, in beide voorbeelden, is om wel te moderniseren maar gelijktijdig de menselijke schaal vast te houden. Mensen zijn geen nummers of aantallen. De mens is uniek in zijn individualiteit. Dat betekenis geven in hoe vastgoed zich laat gebruiken maakt dat het een toegevoegde waarde kan geven aan het functioneren van een gezonde samenleving.

Kortom een hele uitdaging en terecht dat de Algemene Rekenkamer, onder leiding van haar president Arno Visser, aandacht vraagt voor de wijze waarom de overheid en de publiek instelingen inhoud geven aan haar vastgoed. Dat de zoektocht van de Algemene Rekenkamer daarbij verder reikt dan cijfers, rekenen en doelmatigheid, kan alleen gewaardeerd worden. Deze benadering is, juist in een tijd waar de korte baan redeneringen vaak meer aandacht krijgen dan de complexiteit van de hedendaagse werkelijkheid, verfrissend. Zelf mocht in de conferentie openen met een keynote speech. Het was voor mij ook een goede gelegenheid om een paar momenten in mijn ‘vastgoedcarrière’  terug te laten komen en met elkaar in verband te brengen. De moraal van mijn verhaal is duidelijk. Een overheid kan, naast een financieel verantwoord vastgoedbeleid, juist ook het maatschappelijk rendement verhogen. Maar dat is alleen dan succesvol wanneer men bereid is de overheid juist ook te zien als een actieve partner in de wereld van het maken van onze publieke ruimte, en in mijn geval, in het maken van de stad. Voor een ieder die nog eens wil teruglezen wat mijn bijdrage was hierbij een PFD van mijn presentatie en mijn uitgeschreven tekst.

Tekst bijdrage AD – Conferentie Toekomst Publiek Vastgoed -publicatietekst en foto’s

Dia Presentatie Keynote speech AD – Conferentie Algemene Rekenkamer Toekomst Publiek Vastgoed

Share and Enjoy !

Shares






Oh, Oh, Den Haag,  laat de CARNIVALE niet los

 

De man van 1,5 miljoen volt aan het werk op de Carnivale van 2015

De man van 1,5 miljoen volt aan het werk op de Carnivale van 2015

Het is weer bijna het einde van 2016. Het is al een beetje traditie geworden. Uitkijken naar de laatste dagen van het jaar betekent uitkijken naar een uniek evenement, de Carnivale in het Huijgenspark in Den Haag. Een fantastisch volksevenement waarin niet de geldklopperij centraal staat, maar het echte ouderwetse vermaak van ‘de man van 1,5 miljoen volt’, ‘de sterkste man van Friesland’, ‘het anatomisch Kabinet van prof dr. George Maat’, ‘de waarzegger en de toekomstvoorspeller’, de ‘Acrobaten’, ‘de bokstent van de wereldberoemde Frits Parlando’ en niet te vergeten de ‘Kop van Jut’ die zijn macabere daad pleegde in een huis aan de Bogt van Guinea, het huidige Huijgenspark in Den Haag. Even, heel even, staat alles stil. De Carnivale zorgt dan voor een fenomenale afsluiting van het jaar en biedt eenieder heel even die dromerige wereld van vermaak, vertier en magie die de Stationsbuurt optilt naar een plek waar je geweest moet zijn. Plotseling is de Stationsbuurt van iedereen. Meer dan 17.000 bezoekers bezochten de laatste keer dit niet-commerciële evenement. Steeds vaker ook komen ze van heinde en verre. In Den Haag, daar in de Stationsbuurt gebeurt het! Dat is de plek om in die laatste dagen van het jaar te zijn.

Hoe bijzonder is het eigenlijk dat in Den Haag in dit deel van de stad een wijk uitstijgt boven haar eigen functie van wonen en werken? Hoe uniek is het voor Den Haag dat aan deze kant van de stad iets onderscheidends gebeurt, dat alle Hagenaars en Hagenezen bij elkaar brengt.

Even een korte duiding.

Den Haag is de stad van het zand en het veen. Nog steeds zijn het twee werelden die slechts heel langzaam naar elkaar toe groeien. De oorsprong hiervan is in de kern heel eenvoudig. Toen de bevolking toenam, startte het stadsbestuur in 1862 met – toen ook al – ambitieuze nieuwbouwplannen voor de Stationstraat (waaronder de aanleg van het huidige Huijgenspark) en het Oranjeplein in de Schilderswijk. Het waren twee prestigieuze locaties in het veen, waar particuliere bouwers heuse herenhuizen lieten verschijnen voor wat in die tijd nog de ‘gegoede burgerstand’ werd genoemd. De toekomst zou er weldadig zijn. Helaas mocht het niet zo zijn. De verkoop van de huizen wilde niet vlotten, omdat de gegoede burgers de omgeving te drassig vonden en ze bang waren om ziek te worden door het vocht. Zij weken dan ook uit naar de ruimere wijken die werden gebouwd op het droge zand. Archipel, Statenkwartier en Duinoord komen uit deze rijke periode. In dit deel van de stad werden de werkplaatsen en de woningen voor de arbeiders gebouwd. De Stationsbuurt, Schilderswijk, Laakkwartier, Schipperskwartier en Transvaal vormen een aaneengesloten gebied waar lagere inkomensgroepen hun plek kregen toebedeeld. Het zou het begin zijn in wat letterlijk een waterscheiding in de stad is geworden. Zand en veen stonden voor een klasse-indeling.  Er ontstonden twee steden, ‘s-Gravenhage en Den Haag: rijk en arm, hoog en laag, geschoold en ongeschoold. Er is in ons land geen stad te vinden waarin de verschillen zo groot waren en nog steeds zo zijn. Wie die verschillen wil ervaren kan dat door met de tramlijn 11 een ritje van het station Holland Spoor naar Scheveningen te maken. De stad in al zijn sociale verschillen trekt in nog geen dertig minuten aan u voorbij. Maar u kunt het ook wandelend ondervinden. Loop vanaf het station Holland Spoor door de Stationsweg, Wagenstraat, Spuistraat, Noordeinde (langs het koninklijk paleis) naar de Zeestraat, de Scheveningseweg en de Keizerstraat. Het is de hiërarchie van een stad, de tweedeling in levende lijve vervat in steen en bevolking.

Vanaf de stadsvernieuwing in de jaren tachtig is er een gemeentelijk beleid in gang gezet, dat beoogt die fysieke scheiding in de stad te verkleinen. Maar 100 jaar bouwgeschiedenis maak je niet zomaar ongedaan. Toch kan je vaststellen dat Den Haag onderweg is om een meer gedifferentieerde stad te worden. Het centrum heeft zich spectaculair hersteld, de oude wijken zijn allang geen no-go areas meer. Zelf mocht ik als inwoner van de Stationsbuurt meemaken hoe stap voor stap dit stadsdeel aan het opknappen is. Maar wat is zo’n vernieuwingsproces weerbarstig! Al in 1981 nam het gemeentebestuur een bestemmingplan aan, om de buurt weer in ere te herstellen. Heel, heel langzaam zien wij, en dat is nu al zo’n vijf en dertig jaar stap voor stap gaande,  dat de Stationsbuurt bezig is om ook echt een wijk van en voor de gehele stad te worden.  Maar wat een gevecht is het om die historische achterstand in te lopen.

En dan komt er zomaar uit het niets de Carnivale. Uit het niets? Nee, uit de buurt! Het gaat hier om een uniek burgerinitiatief dat de bewoners van het Huijgenspark en veel vrijwilligers in de de stad jaarlijks vormgeven en dat inmiddels is uitgegroeid tot een fenomeen voor de stad. In de laatste week van het jaar mag  je jezelf wanen in de wereld van magie, betovering en verwondering. Een echt feest voor een volkswijk, dat inmiddels haar bezoekers uit de hele stad trekt en ieder jaar komen er meer van ver daarbuiten. De Carnivale heeft ons gebracht wat wij met de stadsvernieuwing nog niet konden bereiken, namelijk dat de wijk boven zichzelf uitsteeg en van betekenis werd voor de gehele stad. Juist niet commercieel maar cultureel, sociaal en maatschappelijk. Waarden die zich niet in geld laten uitdrukken. Maar plotseling is in Den Haag de tweedeling niet meer van belang. De Carnivale is van iedereen. En de Carnivale staat nog maar aan het begin van wat zij aan de stad kan brengen en vooral geven. En dat is iets wat je niet in stenen kunt vangen, namelijk dat mensen van de gehele stad elkaar ontmoeten op het veen. Een keer per jaar, op die mooie laatste dagen van december, komt de stad daar bij elkaar.

Het gemeentebestuur van Den Haag vraagt zich af of zij nog wel steun moet geven aan de Carnivale. De bijdrage waar het om gaat is niet echt heel erg groot. Het gaat geloof ik om de gemiddelde kostprijs van een formatieplaats, of om de onrendabele top van een sociale huurwoning, of … tja wat zal ik zeggen. Ik geloof niet eens dat het gemeentebestuur de Carnivale niet een goed hart toedraagt. Dat is zeker wel het geval, maar er is geen potje waar in formele zin de steun voor de Carnivale onder zou kunnen vallen. Dat wil in de praktijk zeggen dat er geen titel is om geld uit te geven. Zelfs niet als iedereen van mening is dat het eigenlijk wel zou moeten. Maar wie maakt die potjes en geeft die titels? Toch ons eigen stadsbestuur, hoop ik? Ik zou zeggen dat het mijn stad toch heel wat waard zou moeten zijn, om dit deel van de stad nu eens niet meer alleen als ziek, zwak en misselijk te beschouwen en slechts op die ’titel’ te investeren. Nee, juist het feit dat, mede door de Carnivale, de Stationsbuurt zich ontworstelt aan haar ongelukkige start in 1862, en nu eindelijk ook aantrekkelijk wordt voor de ‘gegoede burger’ om er te komen en er zelfs te gaan wonen, verdiend het de volle de steun van haar eigen stadsbestuur. Voor mij, als oud wethouder van deze stad, is de koestering van een traditie dat de Carnivale jaarlijks Den Haag bezoekt de finishing touch van de stadsvernieuwing. De waarde is zo veel groter dan het toch zo overzichtelijke bedrag dat nodig is om dit unieke evenement, geheel gebouwd op burgerkracht, voor heel Den Haag te behouden.

Ik zou zeggen: gemeentebestuur u bent nog wat schatplichtig aan het veen in deze stad.

Steun de Carnivale! U doet er echt iets goeds mee!

LAATSTE NIEUWS OVER  DE CARNIVALE:

GELUKKIG HEEFT DE GEMEENTERAAD, MET EEN MOTIE VAN DE VVD-FRACTIE, BESLOTEN OM IN 2017 DE CARNIVALE WEER MOGELIJK TE MAKEN.

COMPLIMENTEN AAN DE FRACTIE VAN DE HAAGSE VVD.

ADRI DUIVESTEIJN

NOVEMBER 2016

Meer informatie over de Carnivale 

Carnivale 2015

Share and Enjoy !

Shares