Categoriearchief: Blog

Op weg naar 1 mei 2022: Waarom ik geloof in de kracht van een zelfstandige PvdA binnen een brede progressieve beweging

Het heeft iets beklemmends, wanneer ‘partijleiders’ via de opiniepagina van de Volkskrant hun wens tot een verandering in de koers van de PvdA afsluiten met de mededeling dat, eenieder die hun interpretatie tot progressieve samenwerking niet deelt, zich per definitie door ‘nostalgie uiteen laat drijven’. In hun pleidooi, dat bol staat van superlatieven, pleiten Frans Timmermans en Marjolein Moorman om te komen tot een ‘verregaande samenwerking, en zelfs verbinding met GroenLinks’. De woorden zijn een variatie op het eerdere pleidooi van Lilianne Ploumen om als PvdA te gaan fuseren met GroenLinks. Zij oogstte hiermee enthousiasme bij GroenLinks en een, om het eufemistisch te zeggen, wat meer gematigde reactie binnen haar eigen PvdA en fractie. Niet, omdat er ook maar iemand binnen de PvdA tegen samenwerking zou zijn. Integendeel zelfs, alle leden smachten al decennia naar een echte hechte progressieve samenwerking. Een van de serieuze initiatieven voor een brede progressieve samenwerking was: Een Ander Nederland. Dat begon in 2010, toen Eerste en Tweede Kamerleden van de PvdA, GroenLinks en SP het initiatief namen om samen de verschillen te slechtten en te zoeken naar de overeenkomsten. En die eenheid in opvatting was er zoals overtuigend bleek uit een, door o.a. Diederik Samsom, opgestelde analyse van het stemgedrag van de drie partijen bij zowel de wetgeving, de ingediende amendementen, alsook de moties. Wat ons toen bond was heel veel groter dan de verschillen. Het manifest van Een Ander Nederland was ook een voorzet voor progressieve samenwerking in zowel het parlement, als in een mogelijk progressief kabinet.

2010: Een Ander Nederland: Diederik Samsom, Leo Platvoet, Adri Duivesteijn, Jos van de Lans en Ronald van Raak

Voor de politieke junkies onder ons heb ik de Oproep Een Ander Nederland 2010: Links, neem je verantwoordelijkheid!’ onderaan dit artikel als bijlage opgenomen.

Terugkijkend is sinds de opkomst van Pim Fortuyn in 2002 links Nederland, en in het bijzonder de PvdA, haar structurele steun onder het electoraat verloren. Met het charisma van Wouter Bos (2006), Job Cohen (2010) en Diederik Samsom (2012) wist de PvdA zich nog wel in de kiezersgunst  te herstellen. Maar die conjuncturele winst verdween als sneeuw voor de zon toen de PvdA-kiezers, ten tijden van Rutte II, nog nauwelijks iets van de sociaal democratisch beloften herkenden (van 38 naar 9 zetels). Ook bij de laatste landelijke verkiezingen kwam de PvdA opnieuw niet verder dan 9 zetels. Tot aan de dag van vandaag  is het vertrouwen bij de kiezer in de landelijke PvdA niet hersteld. Maar hoe treurig ook, het is maar de vraag of de kiezers van de PvdA beter af zouden zijn met een partij die opgaat in GroenLinks? Wat is dit op termijn anders, dan een sociale en groene partij die vooral een progressief etiket heeft? Ik geloof in de kracht van het verhaal van de sociaal democratie, haar analyse van de ongelijkheid in de wereld, de strijd voor bestaanszekerheid, haar betekenis als emancipatiebeweging en omdat zij staat voor een internationale strijd voor solidariteit. Het is juist deze inbreng die een brede progressieve samenwerking inhoudelijk zal voeden.     

Overigens, het vertrouwen in de sociaal democratie kan wel degelijk worden teruggewonnen. Twee voorbeelden: Frans Timmermans heeft bij de Europese verkiezingen met een eclatante overwinning de PvdA weer een positie in Europa teruggegeven. En, tot voor kort ondenkbaar, is mede dankzij Marjolein Moorman de PvdA weer de grootste partij in Amsterdam. En, let wel, dat deden zij met een authentiek sociaal democratisch verhaal. Hier kwamen inhoud en leiderschap samen en het bracht de PvdA weer in het centrum van de macht. Voor mij is de  sociaal democratie heel veel meer dan de optelsom van twee progressieve partijen. Ik was dan ook blij met de primaire stellingname van  Attje Kuiken, de nieuwe PvdA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer: ‘De sociaal democratie beschouw ik niet als nostalgie’. Sterker nog is haar antwoord: ‘Door met GroenLinks? Dat is aan de leden’. En dat is een meer dan terechte constatering. Hier ligt een taak voor het partijbestuur. Want hoe doordacht zijn nu eigenlijk de recente opinies over, ik citeer Paul Tang,  een ‘samensmelting’ tussen de PvdA en GroenLinks? Progressieve samenwerking, laat staan een fusie, vraagt meer overweging. Waarom gaat de Wiardi Beckman Stichting niet met verwante wetenschappelijke instellingen de kansen op een brede progressieve samenwerking in beeld brengen? Schrijf dan als partijbestuur een mooi inhoudelijk verhaal over hoe wij als partij inhoud kunnen geven aan een brede progressieve samenwerking. En, als we dan toch bezig zijn, vraag jezelf ook eens af waarom de Tweede Kamer inmiddels uit 20 fracties bestaat. Ons kiesstelsel kent geen serieuze kiesdrempel. En ik weet één ding zeker, dat bij een ondoordachte fusie veel leden zich zullen vervreemden van zo’n nieuwe partij. Zij zullen terecht waarde hechten aan het behoud van het sociaal democratisch gedachtengoed. Kortom, een ondoordachte verbinding, laat staan een fusie zal waarschijnlijk ook inhouden de komst van nieuwe – al dan niet sociaal democratische – partijen. Een met een beetje aansprekende leider hebben wij weer een nieuwe loot aan de stam van de parlementaire versplintering. Nee, bundeling van het progressieve gedachtengoed zit in ons land niet primair in formele structuren, maar in een intensieve en open samenwerking tussen alle progressieve partijen in de Tweede Kamer, de provincies en de gemeenteraden. Daarbij brengen juist de verschillen tussen de progressieve partijen een verrijking in een progressieve samenwerking. Ik zou zeggen breng dat nu juist samen in een kernpuntenakkoord.

Anders gezegd, en ik citeer zonder enige vorm van nostalgie de Zweedse Sociaal democraat Olof Palme: ‘Politiek dat is een kwestie van willen. Sociaal democratische politiek is veranderingen willen, omdat veranderingen verbeteringen beloven, de fantasie en de daadkracht voeden, dromen en visioenen stimuleren.’ En laten het nou juist Frans Timmermans en Marjolein Moorman zijn, die dat weer aan de kiezers van de PvdA hebben laten zien. Ik zou zeggen wacht nog even en pak dan de volgende uitdaging op; het herstel van de sociaal democratie op nationaal niveau.

Adri Duivesteijn, oud lid van de Eerste en Tweede Kamer voor de PvdA

29 april, op weg naar 1 mei 2022

Olof Palme, een sociaal democraat die nog altijd inspireert.

Share and Enjoy !

Shares

Terugblik: Hoe in 2005 Ab Klink met zijn ideologische herijking van het CDA de basis legde voor de toeslagenmaatschappij

Het blijft fascinerend om het eigen archief op te ruimen. Het stelt je in de gelegenheid om weer even terug te kijken, in de ontwikkeling van de eigen ideeën wereld. Zo kwam ik een opmerkelijke opinie van mijzelf tegen over een onderwerp wat nu alom bekend staat als ‘de toeslagenaffaire’.

Het was eind 2005 toen ik een concept-opinie verhaal schreef voor Forum, de opiniepagina van de Volkskrant. Mijn verhaal was een reactie op een geplaatste opinie van de toenmalige directeur van het wetenschappelijk instituut van het CDA, Ab Klink. In zijn opinie ging hij in op het voornemen dat het CDA de macht wilde herverdelen. Centraal in zijn betoog staat de herdefiniëring van de rol van de overheid, de positionering van het middenveld en de burger die in de toekomst als koning klant door het leven kan gaan. Het is deze visie die uiteindelijk zou uitmonden in wat nu bekend staat als de toeslagenaffaire.

In mijn opinie analyseerde ik wat de effecten zouden zijn van de door het CDA bepleitte introductie van de toeslagenmaatschappij. Het is – zeker achteraf bezien – een verhelderend stuk dat ik wel degelijk had moeten publiceren. Waarom het niet zover is gekomen vindt waarschijnlijk zijn oorzaak in mijn overstap van de Tweede Kamer naar het wethouderschap in Almere. Tja, zo gaat dat.

Hoe het ook zij, ik publiceer het verhaal alsnog, niet om mijn gelijk te halen, maar omdat het een bijdrage zou kunnen zijn bij de werkzaamheden van de nog in te stellen parlementaire enquêtecommissie die onderzoek zal gaan doen naar de toeslagenaffaire. Een conclusie is voor mij wel duidelijk. Er is heel wat reparatiewerk nodig. Daarin is vooral de rol van de overheid en die van het middenveld aan een grondige revisie toe.

Hieronder volgt mijn oorspronkelijke opinie – beperkt redactioneel gecorrigeerd – uit 2005 voor de Forum pagina van de Volkskrant. Ik heb tevens een PDF opgenomen van de originele tekst.

1224 woorden

DE TOESLAGENMAATSCHAPPIJ, mooier wil het CDA het niet maken.

Het CDA bestaat 25 jaar en dat is in vele terugblikken herdacht. Interessanter is de vooruitblik, die Ab Klink, CDA-senator en directeur van het wetenschappelijk instituut, in deze krant schetst. In het artikel ‘Het CDA wil de macht herverdelen’ zegt hij ‘de ideologische kleurdie het CDA wil aannemen: verantwoordelijkheden spreiden, maar ook (de burger) toerusten’.[1] Klink citeert Habermas en meent dat ‘de systeemwereld de leefwereld (is) gaan verdringen’. Dat klinkt aardig: de professional moet minder last hebben van ‘de storende leemlaag van het management’ en de ‘mensen (moeten) de dienst uitmaken ‘. De manier waarop het CDA de macht wil herverdelen komt echter de burger niet of nauwelijks ten goede. Het CDA wil van Nederland een ’toeslagenmaatschappij ‘maken, waarin burgers meer dan ooit afhankelijk zijn van de overheid.

Het CDA is de grote motor achter de introductie van marktwerking in sectoren die traditioneel ‘not for profit’ waren als de zorg, de kinderopvang, de volkshuisvesting en het onderwijs. Dat leidt niet automatisch tot meer invloed van de burger. Deze nieuwe ondernemingen proberen door overnames en fusies niet alleen schaalvoordelen te bereiken, maar vooral hun markt zo goed mogelijk te beschermen. Grote anonieme bedrijven laten de traditionele maatschappelijke taken van ‘voorheen het 1niddenveld’ liggen en denken vooral vanuit bedrijfseconomisch perspectief en aan de ‘marktconforme ‘hoogte van de salarissen van het management. Het CDA is, in de woorden van Klink, niet blind voor deze neveneffecten:

‘Zorg- en onderwijsinstellingen opereren gaandeweg in een maatschappelijk vacuüm. Zij zijn ondernemend geworden, genereren soms eigen geldstromen, maar de verantwoording schiet te kort, omdat die alleen op Den Haag is gericht. Maar intussen is de kritische betrokken achterban verdwenen door schaalvergroting.’

Het CDA wil de macht ten gunste van de burger/consument herverdelen door middel van vraagsturing’. De vraag van de burger bepaalt het aanbod van de dienstverlenende instantie. De consument heeft optimale keuzevrijheid en de resulterende onderlinge concurrentie om de consument houdt de dienstenaanbieders scherper. Idealiter ontstaat er zo een zelfregulerende maatschappij en kan de overheid zich, als arbiter, op de achtergrond terugtrekken. Maar kan de burger, gereduceerd tot eenzame consument, de nieuwe commerciële conglomeraten die ‘voorheen het maatschappelijk middenveld’ vervangen hebben het hoofd bieden?

Volgens het CDA zal de burger hier uiteindelijk – toegerust door de overheid? – ‘zijn eigen verantwoordelijkheid nemen’ en via patiëntenorganisaties e.d. de macht van de zorgconsument tegenover de zorgverleners borgen. De overheid kijkt toe of dat proces netjes verloopt.

In de theoretische modellen van Bovenberg, Eijffinger en andere CDA-economen zal dat wellicht kunnen werken. Ik neem aan dat zij er in die modellen vanuit gaan dat er sprake is van een overvloedig en gevarieerd aanbod. In de echte wereld heerst echter schaarste. Of het nu om de zorg of om de volkshuisvesting gaat: het zijn verkopersmarkten, waar de consument al blij is als hij iets kan bemachtigen.

Wat ook niet, of vrijwel nooit, gebeurt is dat de afgedwongen marktwerking leidt tot lagere prijzen. Instellingen zijn gedwongen om minstens een ‘kostprijs plus’ te hanteren, bijvoorbeeld in de kinderopvang. In de huursector worden zelfs steeds vaker marktprijzen gehanteerd. Dat komt neer op ‘wat de gek er voor geeft’ en dat is veel in deze tijden van een schaars woningaanbod.

Het CDA heeft ook hier het antwoord op: vraagfinanciering! Mensen die een bepaalde vitale dienst niet 1anger kunnen betalen worden tegemoetgekomen door middel van een fiscale toeslag. Hoe ziet dat eruit in de praktijk?

Neem de kinderopvang. Het kabinet besloot de tarieven te koppelen aan de reële kosten en maakte een einde aan subsidieregelingen. Het gevolg was dat kinderopvang, juist voor de middengroepen, meer ging kosten dan één van de werkende ouders, meestal moeders, verdienden. Er ontstond een enorme vraaguitval. Kinderopvang werd weer een kwestie van vrij improviseren in de privésfeer, of de vrouw keerde terug naar het aanrecht. CDA opzet geslaagd? Nee men schrok er zelf van en verzon de Kinderopvangtoeslag.

De gezondheidszorg is natuurlijk helemaal een mooi voorbeeld. De beoogde marktwerking in de Zorgsector dwingt patiënten, op last van de zorgverzekeraar, om te zoeken naar scherp geprijsde hulp. Als die zorg (dichtbij) duurder is moet je zelf het verschil bijbetalen. Dit is niets anders dan een stijging van de ziektekosten, vermomd als een maatregel om patiënten te stimuleren om als kritische consumenten de aanbieders scherp te houden.

Nog afgezien van de geringe macht van patiënten, al dan niet verenigd in een collectief, is er bovendien alle reden om te veronderstellen dat patiënten en zorgverleners niet met elkaar in de slag gaan, maar één front zullen vormen en de overheid op ‘zijn verantwoordelijkheid’ aanspreekt. Denk aan de discussie over IVF, denk aan de steeds terugkerende discussie over medicijnverstrekking! Hoe reageert de regering hierop? Met de zorgtoeslag, een fiscale maatregel om de kosten van de zorg dragelijk te maken voor het leeuwendeel van de Nederlanders.

Ook het wonen komt onder het toeslagenregime. De huurmarkt wordt stapsgewijs ‘marktconform’ en dat is vrijwel altijd duurder. Het effect hiervan is dat er ieder jaar meer mensen hun hand moeten ophouden bij de overheid. ‘Krijg ik mijn toeslag wel? Kan ik hier blijven wonen, moet ik verhuizen?’

Studiekosten. De kosten van de leermiddelen stijgen. Scholen hebben geen boekenfondsen dus worden meer en meer mensen afhankelijk van alweer een toeslag. Dit keer op basis van de Wet Tegemoetkoming Studiekosten.

Zelfs de stijgende energieprijzen worden momenteel door een toeslag gecompenseerd.

De rol van de overheid is dus in de toeslagenmaatschappij van het CDA alles behalve uitgespeeld. Zij laat, aldus Klink, ‘mensen (niet) aan hun lot over’ en ‘kiepert niet allerlei ballast over de schutting naar de burgers’. Dat doet zij overigens wel, maar ze stelt voor ieder probleem dat zo ontstaat ter compensatie een ’toeslag’ in het vooruitzicht.

De CDA- hervormingen zorgen er op een perverse manier voor dat de politiek er inderdaad weer toe doet. Het merendeel van de burgers wordt voor zijn welzijn afhankelijk van de goedheid van de overheid. ‘Zullen mijn toeslagen wel op peil blijven?’ zal de leidende vraag in de meeste huishoudens worden. Ieder jaar zal er in de Tweede Kamer over hun welzijn worden gediscussieerd aan de hand van koopkrachtplaatjes. Caritas langs de lijn van de Staat.

Het neveneffect van deze hervormingen is dus dat steeds meer mensen ’toeslagafhankelijk’ worden. De vraag naar de betaalbaarheid van primaire voorzieningen kan daardoor een obsessie worden. ‘Welke zekerheid krijgen we het komende jaar?’

Stap voor stap wordt op deze manier het publieke domein overgeleverd aan de markt. De zorgzame overheid beperkt zich tot het uitdelen van fiscale toeslagen om de ergste sociale misstanden te verzachten. Het CDA hoopt en bidt ondertussen dat een nieuw middenveld, bestaande uit patiënten-, leerlingen-, ouder- en andere ‘consumenten’- collectieven, zal ontstaan om het geprivatiseerde middenveld scherp te houden.

De VVD kan heel goed leven met deze hervormingen omdat deze dienstbaar zijn aan hen primaire doelen: kleine overheid, meer markt. De teloorgang van het publieke domein is niet hun probleem, maar zou wel een probleem voor het CDA moeten zijn. Hopelijk komt het CDA er tijdig achter dat door hun maatregelen de systeemwereld juist de leefwereld volledig zal koloniseren, in plaats van andersom. In de toeslagen maatschappij zijn politiek en burger volledig overgeleverd aan de dynamiek van het, als ondersteunend bedoelde, systeemdenken van het voormalige middenveld.

Adri Duivesteijn – Tekst dateert van eind 2005


[1] Ab Klink, ‘CDA wil macht herverdelen’, Volkskrant Forum, Zaterdag, 08-10-2005

Share and Enjoy !

Shares

Ron Meyer: De Onmisbaren, ode aan mijn sociale klasse. Een must-read voor progressief Nederland

Soms overkomt het je, dat je een boek leest en je terugkeert naar alles wat in je hele leven vanzelfsprekend was, maar wat toch – even – buiten beeld is geraakt. Mij overkwam dat toen ik het boek De Onmisbaren, ode aan mijn sociale klasse las van Ron Meyer. In zijn boek, opgedragen aan zijn ouders, staan de ‘zorgverleners, politieagenten, supermarktmedewerkers, pakketbezorgers, vuilnisophalers, distributiewerkers, schoonmakers, juffen en meesters in de kinderopvang of het onderwijs’ centraal. Het is deze groep die onzichtbaar is, terwijl zij in de woorden van Ron Meyer onmisbaar zijn. Juist zij zijn het die in de samenleving essentiële functies vervullen. Onzichtbaar onmisbaar veranderde toen in de afgelopen twee coronajaren deze ‘frontsoldaten in spijkerbroek’ onze samenleving, die verstrikt was geraakt in een virus, overeind hielden. Ineens stonden wij allen te klappen voor de zorgverleners die op de intensive care ware heldendaden bleken te verrichten. Zichtbaar werden ook de pakketbezorgers die maakten dat wij door konden gaan met consumeren. Ook zagen wij hoe onmisbaar de juffen en de meesters zijn die, met risico’s voor de eigen gezondheid, voor de klassen bleven staan dan wel online aan de slag gingen om de schoolachterstand zo minimaal mogelijk te laten worden.

Het is in dezelfde tijd dat de miljardairs, ze zijn met ‘tweeduizend en bezitten samen zo’n 10.000 miljard’, zich oneindig verrijken. ‘Waarom, vraag Ron Meyer zich af, bezit je één, tien of zelfs honderd miljard? Wat is er dan in hemelsnaam mis met je? Waarom heb je daarvan niet allang een werelddeel, een land of alle ziekenhuizen van de wereld gefinancierd? Waarom red je in je uppie niet alle verhongerde kinderen, aan medicijngebrek stervende baby’s of andere ‘Angreifbaren’? Waarom doe je niet het goede? Of, veel beter, waarom zet je je macht niet in voor een ander belastingstelsel? Waarom pleit je niet voor waardigheid boven liefdadigheid?’.

Maar net zo’n relevante vraag, is waarom wij, politici, de onmisbaren niet de waarde hebben gegeven waar ze recht op hebben? Hoe zorgvuldig gaan wij eigenlijk om met die grote groep die onze samenleving draaiende houdt? En dat terwijl het juist deze groep is die minder lang leeft en moet knokken om het hoofd boven water te houden. Die in de afgelopen decennia veel vanzelfsprekende rechten verloren heeft, omdat hij of zij de vaste baan kwijtraakte en noodgedwongen als zzp’er aan de kost moest komen. Hoe kan het, dat de twee werelden van rijkdom en armoede zo tegenover elkaar staan en in deze bizarre tijd nog verder uit elkaar groeien? Waarom is er geen vanzelfsprekende solidariteit?

Op zoek naar deze antwoorden, beschrijft Ron Meyer ook zijn eigen worsteling. Zelf groeide hij op achter het spoor in Heerlen en kent de armoede van binnenuit. Dankzij de inspanningen van zijn ouders, kreeg hij wél de kans om te studeren. Dankbaar beschrijft hij de waarde van thuis zijn, thuis voelen: ‘Heem is waar niemand vergeten wordt. Heem is erkenning. Heem is waardigheid’. Maar met de kansen die hij van zijn ouders kreeg kwam Ron Meyer onvermijdelijk in twee werelden terecht: ‘Ik ben verliefd op de kwaliteit van de elite én hou van de oprechtheid van de volksbuurt; Ik ben verslaafd aan de fijnheid van het filmhuis én ik geniet intens van popcorn in de bioscoop (…) Ik kijk verrukt naar de mogelijkheden van oneindige rijkdom én ben gevormd door de weinige pretenties van armoede. En heel soms, erken ik dat het allemaal niet zo zwart-wit is. Dan zie ik vele tinten grijs. Maar meestal is het een grote worsteling. Waarom is het zo moeilijk om van twee sociale klassen te houden? Waarom lijkt het onmogelijk om me op twee plekken thuis te voelen? Waarom voelt genieten van intellectuele uitdagingen als verraad?’

En hier raakt Ron Meyer ook bij mij een gevoelige snaar. Want is het niet juist dit, waardoor er een vervreemding is ontstaan tussen de voorhoede van de progressieve beweging en de onzichtbaren? En, niet onbelangrijk, is deze voorhoede niet steeds gevoeliger geworden voor de verleidingen van de leefwereld van ‘de elite’? Want feit is, dat in de dagelijkse politiek de primaire leefwereld van de onmisbaren steeds minder de kern vormen van het debat. Sociaal- culturele identiteitskwesties krijgen bij zowel rechts als links meer en meer de aandacht. Het lijkt wel of de bestaans(on)zekerheid van grote groepen onmisbaren van de politieke agenda verdrongen is. Waarom? Met een zekere wanhoop merkt Ron Meyer op dat ‘Mensen die nooit armoede hebben gekend, realiseren zich zelden hoe duur al die houtje-touwtje oplossingen zijn. Of wat één van de grootste dagelijkse kwalen van armoede is: nooit vooruit kunnen plannen. Nooit met morgen bezig kúnnen zijn omdat het heden alle aandacht vergt door de uitgestelde rekeningen van gisteren’.

Het boek De Onmisbaren, ode aan mijn sociale klasse van Ron Meyer helpt om weer de kern van de sociaaldemocratie te raken en die ligt in het centraal stellen van de bestaanszekerheid van groepen die minder kansen hebben. In essentie gaat het, zoals Ron Meyer het uitdrukt om, ‘KLAS-SUH! Verdomme’. Met alle verscheidenheid die onze tegenwoordige maatschappij ook kent, is er een hele grote groep aan de onderkant, die het raderwerk vormt van het welbevinden van onze gehele samenleving. Juist deze groep moet nog steeds knokken voor haar eigen bestaanszekerheid. En dus ligt hier nog steeds een klassieke taak voor progressieve partijen om dit vraagstuk te politiseren.

Daarom is het boek van Ron Meyer wat mij betreft vooral een must-read voor progressief Nederland.

Adri Duivesteijn

Ron Meyer: De Onmisbaren, een ode aan mijn sociale klasse 2021 – ISBN 978 90 446 4883 6 – Bestellen bij: https://uitgeverijprometheus.nl/catalogus/de-onmisbaren.html

Ron Meyer: ‘Een land veranderen vergt strijd, om ideeën, belangen en macht.’
Foto: De Onmisbaren FNV

Share and Enjoy !

Shares

20 januari 2022: Minister Hugo de Jonge belooft steun aan wooncoöperaties

operatie wooncoöperatie

Ik keer even terug naar de debatten over het woonakkoord van Rutte 2 in de Eerste Kamer in 2014. Het is het moment waarop ik de toezegging kreeg dat de wooncoöperatie zou worden opgenomen in Woningwet 2015. Eindelijk zou er een wettelijke basis zijn voor sociale burgerinitiatieven in het eigen wonen.

De nieuwe woningwet zou het einde moeten zijn van het exclusieve recht op het bouwen van sociale huur- en koopwoningen. Zelforganisatie, zelfbeheer en zelfbeschikking van bewoners zou nu eindelijk ook een recht worden in hun wonen.

Maar helaas kreeg de wooncoöperatie van de sociale huursector geen reële kans. Stilzwijgend negeerde de professionals al die burgers die bij hen aanklopte met hun initiatieven. Slechts twee keer lukte het huurders om hun woningen om te zetten in een eigen wooncoöperatie. Wel verkochte de woningcorporaties duizenden sociale huurwoningen op de commerciële woningmarkt. Wat een gemiste kans om in ons land een sociale woonsector op te bouwen die echt van burgers is!

Met de komst van een nieuwe minister Volkshuisvesting lijkt er een echte verandering op komst . Bij de presentatie van het boek Operatie Wooncoöperatie toonde de minister zich heel positief over de wooncoöperatie binnen ons woonstelsel. Hij was ronduit enthousiast om burgers de kans geven om een eigen wooncoöperatie te vormen. Hij zegde nieuwe regelgeving toe waardoor het gemakkelijker wordt voor burgers om hun eigen wooncoöperatie op te richten.

114 jaar heeft het geduurd voordat er in de Woningwet ruimte ontstond voor burgerinitiatieven. Zou het jaar 2022, met de komst van de nieuwe minister voor Volkshuisvesting Hugo de Jonge, de doorbraak worden voor burgers om zelf inhoud te mogen geven aan hun eigen wonen. Dat zou een feest zijn.

Ik ben optimistisch en denk dat het nu echt zal gaan lukken!

Share and Enjoy !

Shares

Op de valreep nog even terugkijken naar 2021 en vooral ook naar de nieuwe kansen in 2022

Ter toelichting: De kop in dit eindejaarsbericht in het Algemeen Dagblad begint een beetje macho maar deze komt voort uit mijn overtuiging dat politici zich vooral om de kwaliteit van hun stad of dorp moeten bekommeren. Die kwaliteit uit zich niet per se in, wat ik noem, een kwantitatieve benadering. In deze debatten staan vaak de bezwaren van de achterban centraal en de behoefte om die te bevredigen. De compromissen die hierdoor worden ‘afgedwongen’ zeggen vaak weinig over de uiteindelijke uitkomst van een plan.

In Den Haag spelen een paar kwesties (inrichting Spuiplein en verdichting bij de stations) die een fundamenteler debat vragen dan de compromissen die nu, net voor de valreep van de gemeenteraadsverkiezingen, door de Raad zijn vastgesteld. Met alle waardering voor compromissen en voortvarendheid ultiem moet het gaan om een visie op de stad en daarmee verbonden om de kwaliteit van een plan.

In mijn interview geef ik aan ‘dat het anders kan’.

Een mooie jaarwisseling en een gezond 2022 wens ik u allen toe

Share and Enjoy !

Shares

l’histoire se répète, een brief voor de werkgroep Versterking functies Tweede Kamer

Wie lang de politiek volgt, weet dat woorden niet per se daden worden. Dat is ook het geval wanneer het de politiek zelf betreft. We maken meer en meer mee dat de Tweede Kamer gebruik maakt van haar recht op het doen van onderzoek. Recent nog bij de toeslagenaffaire. En er staan nog drie onderzoeken op stapel. Dat is een goede zaak. De Tweede Kamer geeft op deze wijze inhoud aan haar controlerende taak. En nu even niet langs de lijn van twintig fracties (brr) die elkaar de maat nemen, maar als commissie die de Kamer als geheel vertegenwoordigt. Het onderzoekswerk is misschien wel het meest gewaardeerde werk van de Kamer. In ieder geval is het voor mij de meest bevredigende tijd geweest in de 13 jaar dat ik actief mocht zijn in de Tweede Kamer. Het zet echt zoden aan de dijk.

Maar, en dat is pijnlijker, vaak komt een parlementaire commissie ook tot de conclusie dat de Tweede Kamer mede schuldig is aan het ontstaan van het falen van de overheid. Zo’n zelfreflectie is op zich goed. Daardoor gaat een deel van de conclusies van zo’n parlementair onderzoek ook over het verbeteren van de werkwijze van de Tweede Kamer.

Dat was ook de strekking van het advies van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI), waarvan ik destijds voorzitter was. Wij onderzochten in 2004 het wel en wee van de overschrijdingen bij de aanleg van de Betuwelijn en de HSL-Zuid. Al snel kwamen wij er achter dat de kern van het probleem vooral ook te maken had met de wijze waarop de Kamer de parlementaire controle inhoud geeft. Die faalde volstrekt. En niet alleen dat. We ontdekten ook dat het falen niet exclusief een kwestie van de grote projecten was, maar dat de Kamer als geheel de ondersteuning niet had geprofessionaliseerd.

Hoe vreemd het ook klinkt, maar veel leden koesteren een romantisch beeld van het Kamerlidmaatschap; het Kamerlid als eenling met de ondersteuning van een of twee medewerkers, die ten strijde trekt tegen de regering. Een tegenpartij die op haar beurt beschikt over zo’n 10.000 beleidsambtenaren. Don Quichot in het kwadraat wordt dan ook met regelmaat overruled.

De TCI kwam tot de conclusie dat het tijd werd om in te zien dat een andere bewerktuiging van de Kamer noodzakelijk was. Niet de versterking van de ondersteuning van individuele leden, maar van de Kamer als instituut. Wij hielden dan ook een pleidooi om een staatscommissie in te stellen om het artikel 68 over de informatieplicht van de regering aan het parlement meer inhoud te geven. En we deden de aanbeveling om een parlementair kennis- en controlecentrum op te richten. Dit zou betekenen dat de Kamer zou kunnen gaan beschikken over een deskundig en professional apparaat dat op tal van kwesties de Kamer zou kunnen ondersteunen. Op die manier zou de Kamer zelf voldoende kennis kunnen genereren, verwerken en verifiëren om haar controletaak waar te kunnen maken.

Het zal u, na mijn inleiding, niet verwonderen dat met de aanbevelingen (zie hieronder) weinig is gedaan. Maar nog merkwaardiger is dat keer op keer parlementaire onderzoekscommissies tot vergelijkbare noties zijn gekomen. En opnieuw genoegen nemen met het feit dat er maar marginale wijzigingen optraden in de wijze waarop ons parlement functioneert. Ook nu roept een onderzoekscommissie op tot versterking van de positie van de Tweede Kamer.

Ik zeg het de voorzitter van de Kamer na: Begin met te kijken wat er al is bedacht en uitgewerkt. Dit was aanleiding voor mij om het geheugen van de Kamer op te frissen en onze aanbevelingen opnieuw onder de aandacht te brengen. Ik heb dat geformuleerd, met de steun van onze vroegere griffier Vries Kool, in een brief op persoonlijke titel. Want een ding is wel duidelijk: de tijd lijkt rijp. De werkgroep van Kees van der Staaij die deze zomer is ingesteld heeft een historische kans om nu echt de bewerktuiging van de Tweede Kamer te professionaliseren. Dat gaat zeker extra geld kosten, maar het zal de kwaliteit van de Kamer als geheel verbeteren. En dat is in het belang van onze democratie. Dat is heel wat waard.

Voor wie meer wil weten vindt u hieronder de aanbevelingen van de TCI uit 2004 . Daaronder mijn aanbiedingsbrief aan de voorzitter van de Tweede Kamer met de vraag om mijn brief ter kennisneming te sturen aan het presidium van de Kamer en tevens de brief officieel door te geleiden aan de werkgroep Versterking functies Tweede Kamer.

Ik wens u veel leesplezier en spreek de hoop uit dat er nu ook echt spijkers met koppen worden geslagen.

15 december 2004, aanbieding rapport van de Tijdelijke commissie Infrastructuurprojecten (TCI)

De aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI)

Eisen ten aanzien informatievoorziening (hoofdstuk 4):

f. de Tweede Kamer moet op informatie, die cruciaal is voor het uitvoeren van haar taken op het gebied van sturing en controle, op systematische wijze onafhankelijke toetsen kunnen (laten) verrichten;

g. voor haar informatievoorziening mag de Tweede Kamer niet slechts afhankelijk zijn van de regering;

h. de Tweede Kamer dient helder te zijn over de informatie die ze wil ontvangen;

i. alle beleidsinformatie dient in beginsel openbaar toegankelijk te zijn. In publieke onderhandelingsprocessen, zoals rond PPS en aanbestedingen, kan vertrouwelijk informeren van de Tweede Kamer een optie zijn.

Eisen ten aanzien informatieverwerking door de Tweede Kamer (hoofdstuk 5):

j. er moet een adequate kennisinfrastructuur worden opgebouwd als instrument voor de Tweede Kamer;

k. de Tweede Kamer moet zelf voldoende kennis kunnen genereren, verwerken en verifiëren om haar controletaak waar te kunnen maken;

l. de Tweede Kamer moet rechtstreeks contact met uitvoerende ambtenaren kunnen onderhouden;

m. de Tweede Kamer moet best practices voor parlementaire informatievoorziening uit het buitenland bestuderen en bij gebleken succes deze vertalen naar de Nederlandse situatie.

15-12-04- Aanbieding rapport commissie Duivesteijn, Tweede Kamer. Foto Hans Kouwenhoven

Geachte Voorzitter van de Tweede Kamer, beste Vera,

Op uw initiatief is de werkgroep Versterking positie Tweede Kamer in het leven geroepen, die op 8 juli is geïnstalleerd. De werkgroep  is gevraagd voorstellen te ontwikkelen die ervoor zorgen dat de Kamer de controlerende en medewetgevende taken beter kan uitvoeren en de informatievoorziening kan versterken. 

De Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI), waarvan ik destijds voorzitter was, deed in 2004 op basis van een brede probleemanalyse een aantal aanbevelingen die gingen over een vergelijkbare vraagstelling. In haar aanbevelingen heeft de commissie specifiek aandacht besteed aan een tweetal aangelegenheden:

– praktische en concrete regels om beter uitvoering te geven aan de informatieplicht van de regering die voortvloeit uit artikel 68 Grondwet; en 

– zorgen dat de Kamer als instituut goed geëquipeerd is om ten behoeve van controle en medewetgeving binnengekomen informatie te verwerken.

In onze aanbevelingen hebben wij op deze onderwerpen gepleit voor een structurele oplossing. Wij hebben echter moeten constateren dat de Kamer zelf terughoudend was haar eigen positie te versterken. 

En, het moet ook worden gezegd: l’histoire se répète. Bij ieder onderzoek van een parlementaire commissie zien wij een terugkerende onvrede van de Tweede Kamer over het eigen functioneren. De meest recente zijn de aanbevelingen van de parlementaire onderzoekscommissie die de toeslagenaffaire heeft onderzocht. Ook deze ging uitvoerig in op het niet functioneren van de kamer zelf. En keer op keer neemt de Kamer zich voor haar functioneren te verbeteren. Zo ook deze keer, en dus is de instelling van een werkgroep Versterking functies Tweede Kamer alleszins begrijpelijk. Echter de vraag die zich opdringt, hoe het kan dat diezelfde Kamer telkenmale eerdere aanbevelingen over de verbetering van haar functioneren niet of nauwelijks serieus tot uitvoering heeft laten komen? Wat is het toch dat de Kamer zoveel van haar eigen aanbevelingen, gedaan door parlementaire commissies die zij zelf heeft ingesteld, niet vertaald in daden?  Wat is het mechanisme daarachter? 


Voor ons als TCI was het in 2004 al evident dat de informatievoorziening aan de Kamer moest worden verbeterd en dat de Kamer als instituut zich moet voorzien van een meer professionele ondersteuning. Zoals ook in onze rapportage is opgenomen zijn andere landen ons daarin voorgegaan. Terecht dat u de werkgroep in deze om een verkenning vraag. Maar het bijzondere is dat het materiaal er allang is. Geplaatst in het licht van de huidige actualiteit neem ik daarom de vrijheid  om het werk van de TCI nog eens bij u en de werkgroep onder de aandacht te brengen aangezien wij de vergelijkbare vragen een inhoudelijk antwoord hebben gegeven. Wellicht dat het kan bijdrage aan het werk van de werkgroep Versterking functies Tweede Kamer. 

Ik heb dat gedaan in de vorm van bijgevoegde brief, die ik persoonlijke titel schrijf. Ik zou het op prijs stellen indien u de brief wil doorgeleiden aan de werkgroep en ter kennisneming aan de leden van het presidium van de Tweede Kamer wil doen toekomen. 


Ten alle tijde bereid tot een toelichting.  
Met vriendelijke groet,

Adri Duivesteijn

Download hier de brief aan de werkgroep Versterking functies Tweede Kamer: https://www.adriduivesteijn.nl/wp-content/uploads/2021-11-10-Brief-aan-de-werkgroep-versterking-functies-Tweede-Kamer-AD-1.pdf

Share and Enjoy !

Shares

Acht jaar Acht uur. Leven op het Binnenhof

Recensie 

2021, Uitgeverij Balans, Amsterdam

acht jaar verzorgt Ron Fresen op acht uur in het NOS-journaal de duiding van het politieke wel en wee van het hoogste orgaan binnen onze democratie, de Tweede Kamer. In zijn boek Acht Jaar Acht Uur openbaart hij hoe ‘zijn’ dagelijks leven er als parlementair journalist uitziet. Op 26 oktober jl. werd zijn boek[1] in het Haagse museum Beeld en Geluid gepresenteerd. 

In Acht jaar Acht uur wordt op een ontspannen manier inzichtelijk, dat er achter ieder contact tussen journalist en politicus een wederzijds belang schuilgaat. Niets is vrijblijvend. De journalist is uit op het nieuws, het liefst natuurlijk een echte primeur, maar minimaal wil hij begrijpen wat de achtergronden zijn van tal van bewegingen. De politicus, en hier maakt het niet uit in welke rol, realiseert zich dat de journalist de toegang is tot de publieke opinie. En als echte volksvertegenwoordiger heeft deze er belang bij om zichtbaar te zijn.

Zelf kom ik uit de generatie van de jaren zeventig. Het was de tijd waarin het nieuws werd gedomineerd door de verzuiling. Het medialandschap was er een verlengstuk van. De kranten hadden elk hun eigen herkenbare identiteit: het Vaderland voor de liberalen, Het Binnenhof was katholiek, de Nieuwe Haagse Courant (Trouw) was het ‘christelijk nationaal dagblad voor Den Haag en omgeving’, het vrije Volk diende zowel socialisten als sociaaldemocraten terwijl De Waarheid op de mat van de communisten belandde. Mijn ouders lazen de Haagsche Courant die zich ideologisch tussen alles in bewoog.

In dit ideologische geweld van de jaren zeventig en tachtig was het televisieprogramma Den Haag Vandaag van de NOS met presentator Ton Planken een ware verademing[2]. In tegenstelling tot de genoemde media, beoogde het actualiteitenprogramma geen verlengstuk te zijn van een van de politieke zuilen. Den Haag Vandaag concentreerde zich op de duiding van het politieke nieuws. Aan de kijker werd overgelaten hoe deze het zou beoordelen.

1980, uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam

In dit gedachtengoed heeft Ron Fresen de afgelopen acht jaar op het NOS-journaal een vergelijkbare rol vervuld. Ron Fresen ziet zich als ‘duider’ van het nieuws: ‘Een commentator oordeelt, een duider analyseert. Een commentator vertelt wat-ie-ziet, een duider vertelt wat je niet ziet, maar wel moet weten om te begrijpen wat er speelt’. En als Ton Planken in 1980 nog verzucht dat de ‘tientallen journalisten die over de besluitvorming in Den Haag praten en schrijven, zich daar zelden of nooit laten zien’ laat Ron Fresen precies het tegendeel zien. Hij moet in al die jaren duizenden kilometers door de wandelgangen van het Binnenhof hebben afgelegd. En in dat alles tekent zich een vast patroon af, zoals het hangen bij de patat-balie, het wekelijkse bezoek op dinsdag in de Eerste Kamer en – niet onbelangrijk – het ensceneren van toevallige ontmoetingen met een potentiële bron naar het nieuws. Vaak op zoek naar een heuse primeur, maar veel vaker om inzicht te krijgen in de achtergronden van het nieuws.

Acht jaar Acht uur laat met vele – herkenbare – voorbeelden zien hoe besluitvorming in de politiek tot stand komt. Eén wil ik er uitlichten. En dat is het moment dat Ron Fresen en zijn collega Joost Vulling tijdens de formatie van het Kabinet Rutte 3, opvangen dat er een besluit is genomen tot het schrappen van een D-belasting. De ‘D’ oogt op het eerste gezicht technisch, maar zal gaan uitgroeien tot een heuse politieke rel. ‘D’ staat namelijk voor het schrappen van de belasting op het dividend (winstuitkering) op de aandelen van multinationals. Materieel gaat het over een 1.4 miljard dat de Staat zal verliezen aan belastinginkomsten. Dat roept bij beide journalisten vragen op: ‘Waar komt dit plan ineens vandaan? In de verkiezingscampagne speelde het geen enkele rol. Hoe is het dan toch in het regeerakkoord terechtgekomen? Is het soms met de top van de grote bedrijven bedisseld, onder het genot van een goed glas champagne?’ Veel speculaties, weinig concrete antwoorden.

Ron Fresen en Dominique van der Heyde gaat op zoek naar een verklaring: ‘het is donker, er is bijna niemand te bekennen en we zijn op weg naar de uitgang. Plotseling staan wij tegenover iemand die ongevraagd begint over de dividendbelasting. Het is niet de eerste de beste en de persoon heeft belangwekkende informatie’. Het is deze achtergrondinformatie die het NOS-journaal zal gaan domineren. Het is het begin van een grote politieke rel, waarbij uiteindelijk minister-president Rutte bakzeil haalt en af moet zien van zijn het plan tot afschaffing van de D-belasting. Weg is het douceurtje aan de aandeelhouders van het grote bedrijfsleven. In zijn boek geniet de journalist Ron Fresen nog zichtbaar van het moment dat zij greep kregen op de achtergronden van dit curieuze voornemen, dat in de krochten van een formatie werd geritseld.

In het boek maakt Ron Fresen geen geheim van zijn werkwijze en hoe hij in overleg met de redactie tot zijn onderwerpkeuze komt. Voor hem staat centraal dat de NOS geen eigen belang heeft in het politieke spel. Het is dienstbaar aan een goede en vrije nieuwsgaring, waarbij bij de duiding van het nieuws eerder de verschillende tegengestelde belangen zichtbaar worden. Het is aan de kijker hoe dit inhoudelijk te beoordelen. Toch levert ook deze ‘neutrale’ houding weerstand op.

Dominique van der Heyde ontvangt het eerste exemplaar

In een tijd van toenemende polarisatie, vechten de verschillende tegengestelde partijen ook om het eigen gelijk in het nieuws. Niets in onze tijd blijkt vrijblijvend te zijn. Zo willen Geert Wilders (‘Wilders heeft zeker ook een aardige en zachte kant. Het publiek krijgt die zelden of nooit te zien’) en Thierry Baudet (‘de enige politicus met wie ik niet goed overweg kan’) nog wel eens meegaan met de bewering dat de duiding ‘NOS Fake nieuws is’. Ron Fresen is daar klip en klaar over: ‘Wij horen niet te kiezen, wij blijven in het neutrale midden. Wij nemen hun waarheid niet over, maar vertellen alle kanten van de waarheid, uitgaande van algemeen geaccepteerde feiten. Met andere woorden: dat ‘NOS Fake nieuws’ is er niet omdat wij iets fout doen, het is er omdat wij iets goed doen.’ (…) ‘Kritiek op de NOS mag, nee dat moet zelfs, daar word je zelfs beter van. Maar stop met schelden, bedreigen, intimideren en demoniseren. #stopdaarmee.’

Acht Jaar Acht uur laat een echte ambachtsman zien die met liefde zijn vak uitoefent. En dat nu opgeschreven krijgt bijzondere betekenis omdat hij als het gezicht van het NOS-Journaal transparant maakt hoe hij en de redactie komen tot de ‘duiding’ van het politieke nieuws. Door dat te doen heeft Ron Fresen de media, de politiek en haar kijkers een dienst bewezen.

Adri Duivesteijn, oud lid van de Eerste en Tweede Kamer.

Den haag, 4 november 2021


[1] Acht Jaar Acht uur, Leven op het Binnenhof. Ron Fresen 2021, Uitgeverij Balans Amsterdam

[2] Den Haag Vandaag, televisie en de zekerheid van een scheef beeld. Ton Planken, 1980, Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.

Share and Enjoy !

Shares

IM – John Lennon als inspiratiebron (1980-2020)

Foto: Bob Gruen

'Nederland werd 9 december 1980 wakker met het bericht dat John Lennon was doodgeschoten. Enkele uren voordat de ‘Radionieuwsdienst verzorgd door het ANP’ om zeven uur zijn journaal ermee opende, was de ex-Beatle voor zijn huis in het Dakota Building aan de New Yorkse Upper-West Side door de 25-jarige Mark Chapman vermoord.' (...) 'Wie het die dinsdagochtend in 1980 meemaakte, zal het nooit vergeten. Er was ongeloof, woede en verdriet; iedereen leek er kapot van.'  Volkskrant, 7 december 2020

Kapot, voor mij gold dat ook. Ik werd, wonend aan het Huijgenspark 54a in Den Haag, door de wekkerradio gewekt. Tot mijn ongeloof (wie niet?) hoorde ik het verbijsterende bericht over de moord van John Lennon. Het was de tijd waarin ik nog aan het wennen was aan mijn nieuwe positie. Ik was namelijk, vier weken ervoor, op 3 november 1980 door de gemeenteraad gekozen tot wethouder Ruimtelijke ordening en Stadsvernieuwing van Den Haag. Op deze ochtend had ik de reguliere vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders in de deftige bestuurskamer van het stadhuis aan het Burgemeester de Monchyplein. Er lag een omvangrijke agenda, ook met mijn stukken, maar die ochtend kon ik eigenlijk aan niets anders meer denken dan aan de ‘Radionieuwsdienst verzorgd door het ANP’  met de bizarre mededeling over de dood van John Lennon.

Ik ben opgegroeid met de Beatles. ik kan mij nog herinneren dat de The Beatles eind 1963, begin 1964 doorbraken. Ik was veertien jaar. The Beatles waren in die tijd een muzikale revolutie en zijn dat nog steeds. Heel bijzonder, hoe een muziekgroep in staat is om een tijdperk te veranderen, het leven van miljoenen mensen op een positieve manier te beinvloeden. Ook ik keek uit naar ieder moment dat er een nieuw albuw van de The Beatles zou gaan verschijnen. Nog steeds verzamel ik muziek van de Beatles, kan ik het keer op keer opnieuw beluisteren en ben telkens weer onder de indruk. Ja, misschien nog wel het meest van de witte lp’s. Deze illegale studioopnamen, ik heb er een paar gekocht op een markt in Londen, heb ik door de jaren heen grijs gedraaid (en natuurlijk gedigitaliseerd en verspreid :-). Daar naar luisteren gaf mij het gepriviligieerde gevoel dat ik even in de studio mocht meekijken en vooral meeluisteren. Ik heb er geweldige herinneringen aan. Het meest bijzondere is, te mogen (nou ja, ‘mogen’) luisteren naar de vier bandleden die met elkaar al repeterend werkten aan hun legendarische muziek. Op een van die platen is bijna een hele kant gewijd aan een muziekstuk (Two of Us). Telkens weer die ene zin om de juiste klank en toonhoogte te vatten. Hun oefeningen rolden door mijn werkruimte. Ik kon er, terwijl ik zelf aan het schrijven was, uren naar luisteren.

Manuscript 1984 van George Orwell

Het bracht mij ook terug naar een facsimile van het boek 1984 van George Orwell. In zijn manuscript staan honderden doorhalingen en verbeteringen. Het illustreert de worsteling, die je moet doormaken om tot een meesterwerk te kunnen komen. Net als de The Beatles, was hij bezig met het oneindig optimaliseren van wat begon als een idee. The Beatles gingen dezelfde weg om tot hun klassiekers te komen. Juist die worsteling heeft mij het vertrouwen gegeven, dat uniciteit nooit zomaar onstaat. Er moet hard voor gewerkt worden, je moet het idee doorleven om het opnieuw te kunnen verbeteren. Voor mij een wijze levensles.

Terug naar 8 december 1980. Ik zat dus in het College, vol van het bericht over de dood van John Lennon. ‘Ik moet hier iets mee doen. Ik moet hier iets over zeggen’. Althans dat nam ik mij voor. Ja, ik moest het in het College van B&W opmerken, zodat wij erover konden praten, ja, dat het als feit werd besproken en dus zou worden vastgelegd in de notulen. Bij wijze van spreken, als het vastleggen van onze verontwaardiging, als een soort eerbetoon, als een feit dat wij niet wilden laten passeren.

Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Ik was nieuw en jong in een College dat, zo keek ik er toen nog naar, bestond uit leden van een oudere generatie. Al grijs, zou je ook kunnen zeggen. En, nog steeds tot mijn verbazing, durfde ik niet harop te zeggen dat ik geschokt was door het bericht van het ANP over de dood van John Lennon. Dat het ervoor zorgde, dat ik niet met mijn hoofd bij reguliere zaken kon blijven. Er was namelijk iets gebeurd, dat groter was dan de vele problemen die de stad Den Haag, toen nog met haar Oude Wijken, kende. Hier was iemand vermoord die – tegen wil en dank – de morele leider was geworden van allen die tegen de Vietnam oorlog waren. John Lennon, die zong over Revolution maar die ook zei ‘But when you talk about destruction, Don’t you know you can count me out’. De man die samen Yoko Ono het universele vredeslied Imagine schreef. Juist deze man was vermoord! Ik moest iets doen met dit moment.

Tot mijn verbazing heb ik het niet aangedurfd. Blijkbaar nog geimponeerd door de gewichtige en serieuze sfeer, die het college domineerde, kon ik het niet aan om ‘onze’ reguliere vergadering te verstoren met de mededeling dat John Lennon was vermoord. Dat dit mij schokte en dat het ons allemaal zou moeten schokken en wij dus niet konden overgaan tot de orde van de dag. Niet aanvaardbaar.

Het is merkwaardig hoe momenten je leven kunnen bepalen. Al veertig jaar draag ik een gevoel van lichte lafheid met me mee. Ik had in dat College, waar ik toen nog maar vier werken lid van was, de moed moeten opbrengen om te zeggen dat wij nu even moesten stoppen met de reguliere vergadering. Dat wij onze gevoelens over deze verschrikkkelijke moord zouden delen. Dat was wel het minste geweest. Helaas, ik liet het moment bij de rondvraag voorbij gaan, en nog altijd draag ik de onvrede hierover met mij mee. Het voelt nog steeds als laf.

'Niet alleen de popwereld raakte in diepe rouw. Lennon leek groter dan een popmuzikant. Iedereen kende The Beatles, iedereen kende John Lennon. Dagenlang hoorde je op de radio Lennon-liedjes, zijn platen waren niet aan te slepen.' Volkskrant, 7 december 2020

Een Beatle gaat niet geruisloos dood. En zeker John Lennon, als leider van de band en als toonaangevende soloartiest met een boodschap, niet. Dus ‘Dagenlang hoorde je op de radio Lennon-liedjes'. Omdat ik nog in de beginweken van mijn wethouderschap zal was ik blijkbaar extra gevoelig voor invloeden van buitenaf. En zo ontdekte ik dat, van alle Beatles-muziek, ik toch vooral een Lennon liefhebber ben. Zijn muziek, zo vaak ook gekoppeld aan zijn persoonlijke ervaringen, bleken voor mij ook de vragen te zijn die mij bezig hielden. Dat werd nog sterker met de solo-albums van John Lennon en Yoko Ono. Veel van Lennon’s composities (Help, I’m a Lozer, Women, Jalours Guy, Imagine) raken in de meest directe zin het leven zelf. het onttrekt zich aan het muziek die vooral het pleasen van de luisteraar tot doel heeft. Bij John Lennon is het jouw keus om er naar te luisteren. Het is niet gemaakt om behaagd te worden. Nee, John Lennon, daar kwam ik toen achter, wist je te raken met de levensvragen die ook deel van jezelf zijn. Een geweten dus, maar dan niet van een prediker, maar van iemand die in staat is om jou de woorden te geven die het mogelijk maken om vragen bij jezelf te stellen.

Voor mij is dat de legacy van John Lennon. Iemand die met zijn muziek en teksten mij – en miljoenen anderen- een permanente inspiratie heeft gegeven. Zowel in mijn privéleven, als in mijn (politieke) werk. Niet dat het mij gelukt is daarin altijd voorbeeldig te zijn, maar het gaf mij wel een gewenste richting. Heel nadrukkelijk niet religieus, niet van bovenaf geprojecteerd, maar als een referentiekader dat dagelijks opnieuw inspireert.

https://www.volkskrant.nl/editie/20211003/john-lennon-shot-dead-8-december-1980-was-een-dag-vol-woede-ongeloof-en-verdriet~b6091b4d/

En nog altijd leren wij niets.

Share and Enjoy !

Shares